Wet toekomst pensioenen

Het huidige pensioenstelsel gaat op de schop. De reden hiervoor is dat het stelsel financieel niet langer houdbaar is en het deelnemers niet biedt wat zij ervan verwachten, te weten een pensioen dat koopkracht behoudt, zonder risico op korting. Het wetsvoorstel bevat een wettelijk kader voor een nieuw pensioenstelsel. Hoe dat er precies uit komt te zien, is afhankelijk van de invulling die sociale partners er aan geven. Het nieuwe stelsel moet in ieder geval pensioenregelingen mogelijk maken die direct met de ontwikkelingen in de economie meebewegen. Dit moet voorkomen dat het stelsel op langere termijn niet meer houdbaar is. Gaat het goed, dan stijgen de pensioenen direct. Gaat het minder goed, dan komt dat ook direct in de hoogte van het pensioen tot uitdrukking. Het wetsvoorstel voorziet overigens wel in mogelijkheden om negatieve effecten op de pensioenen bij een neergang in de economie te beperken. Verder moet het stelsel ook begrijpelijker en persoonlijker worden.

In zijn advies over het wetsvoorstel heeft ATR diverse aandachtspunten. De eerste betreft de wijze waarop het doel van de wet staat beschreven. Deze beschrijving is onvoldoende concreet. De toelichting moet duidelijker en concreter om te voorkomen dat pensioendeelnemers en gepensioneerden ongerechtvaardigde verwachtingen ten aanzien van de hoogte van hun pensioen hebben. Zo wekt de doelstelling van het wetsvoorstel om eerder uitzicht te bieden op een koopkrachtig pensioen de verwachting dat pensioenen jaarlijks zullen worden geïndexeerd. Dat is met het wetsvoorstel niet per definitie het geval, want de pensioenen zullen meebewegen met de ontwikkelingen in de economie. Gaat het goed dan stijgen zij. Gaat het slecht dan dalen de pensioenen.

ATR adviseert de minister te kijken naar een alternatief dat minder aanpassingskosten vergt en tot minder regeldruk leidt: de koopkracht van pensioenen zou op peil kunnen worden gehouden door vanuit de AOW en of verlaging van de belastingen koopkrachtverlies te compenseren. In dat geval is geen ingrijpende wijziging in het pensioenstelsel noodzakelijk.

ATR betwijfelt of het stelsel met de voorgestelde wijzigingen voor burgers begrijpelijker is. Het wetsvoorstel bevat namelijk veel instrumenten die de relatie tussen enerzijds de ingelegde pensioenpremie en het daarover behaalde rendement en anderzijds de hoogte van het pensioen minder direct maken. Het nieuwe stelsel bevat zelfs meer van dergelijke instrumenten dan het huidige. De veelheid aan instrumenten roept ook de vraag op of werkgevers, met name kleine werkgevers, in staat zullen zijn bij een overgang naar het nieuwe stelsel de juiste keuzes te maken. ATR adviseert daarom om de begrijpelijkheid en werkbaarheid van het nieuwe stelsel in beeld te brengen met behulp van ‘doenvermogen’ toets (zijn zij in staat in het nieuwe stelsel de juiste beslissingen te nemen?) en MKB-toetsen (werkgevers). Het advies is verder ook enquêtes en praktijk- en testpanels te organiseren om te kijken of en in hoeverre burgers en bedrijven het nieuwe stelsel begrijpen. Daarbij moet bij werkgevers worden getoetst of zij voldoende kennis van en inzicht in het nieuwe stelsel hebben om in de overgangsfase de juiste keuzes te maken.

Over dit wetsvoorstel is door ATR inmiddels ook een aanvullende zienswijze uitgebracht. Meer hierover is te lezen in Aanvullende zienswijze Wetsvoorstel toekomst pensioenen.