Wetsvoorstel modernisering personenvennootschappen

Op 10 oktober 2022 zijn het Wetsvoorstel modernisering personenvennootschappen, het voorstel tot wijziging van de Belastingwetgeving in verband met het wetsvoorstel modernisering personenvennootschappen en het voorstel voor de Invoeringswet modernisering personenvennootschappen aan ATR aangeboden voor toetsing en advies.

Deze wetsvoorstellen regelen een nieuw wettelijk kader voor zogenaamde personenvennootschappen. Een personenvennootschap is een laagdrempelige rechtsvorm door middel waarvan personen zonder al te veel formaliteiten en tegen geringe kosten samen een onderneming kunnen starten. Deze rechtsvorm wordt onder andere veel gebruikt in het MKB en de dienstverlenende sector.

De huidige regeling van de personenvennootschap stamt uit 1838 en is verdeeld over een aantal wetboeken. In de loop van de tijd zijn er lacunes en onduidelijkheden in deze regeling ontstaan. Ook sluit de regeling niet aan bij de huidige maatschappelijke opvattingen en de behoefte van ondernemers. Daarom wordt de regeling gemoderniseerd. Dit betekent dat bepalingen die verspreid staan over de verschillende wetboeken, grotendeels worden samengebracht op één nieuwe plaats in het Burgerlijk Wetboek (BW). Een aantal bepalingen wordt geactualiseerd en verduidelijkt. Ook worden er een aantal nieuwe bepalingen aan de regeling toegevoegd. Zo verdwijnt bijvoorbeeld het onderscheid tussen beroep en bedrijf en de daarmee samenhangende rechtsvormen maatschap en Vennootschap onder Firma (VOF). In het voorstel is er sprake van nog maar één rechtsvorm: de personenvennootschap. Daarbij maakt het voorstel onderscheid naar de openbare en de stille personenvennootschap. Ook introduceert het wetsvoorstel een aantal nieuwe regelingen, zoals een regeling voor het toe- en uitreden van vennoten op basis van een bestaande vennootschapsovereenkomst en een regeling voor het vestigen van zekerheidsrechten, zoals het pandrecht.


Het wetsvoorstel voor aanpassing van de belastingwetgeving bevat de aanpassingen die nodig zijn voor een goede werking van het wetsvoorstel modernisering personen¬vennootschappen. Verder omvat het totale wetsvoorstel een invoeringswet.

ATR heeft geen opmerkingen ten aanzien van de onderbouwing van het nut en de noodzaak van de wetsvoorstellen. Het college ziet ook geen minder belastende alternatieven. Wel heeft het adviespunten met betrekking tot de werkbaarheid. Zo adviseert het college te verduidelijken welke bepalingen van het voorliggende voorstel overeenkomen met bestaande bepalingen en welke bepalingen nieuw, geactualiseerd of verduidelijkt zijn en wat er precies wijzigt ten opzichte van de huidige praktijk. Ook adviseert het college aan te geven hoe wordt voorzien in de implementatie van het voorstel en welke (praktische) praktische ondersteuning daarbij wordt gegeven aan betrokken partijen. Tot slot adviseert het college in overleg met betrokken partijen de regeldrukberekening in de toelichting van het voorstel aan te vullen en te onderbouwen en de regeldrukgevolgen van het voorstel tot wijziging van de Belastingwetgeving in beeld te brengen.