Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen

Privaatrechtelijke rechtspersonen, zoals BV’s en verenigingen, zijn verplicht om tenminste éénmaal per boekjaar een algemene vergadering voor hun leden of aandeelhouders te houden. Tijdens zo’n algemene vergadering nemen de leden en aandeelhouders besluiten over bijvoorbeeld financiële kwesties of de interne organisatie van die rechtspersoon. Volgens het huidige Burgerlijk Wetboek moet een algemene vergadering altijd op een fysieke plaats plaatsvinden.

Door de uitbraak van de coronacrisis in 2020 waren fysieke bijeenkomsten niet of zeer beperkt mogelijk en nam het digitaal vergaderen een grote vlucht in Nederland. De Tijdelijke wet COVID 19 Justitie en Veiligheid maakte het mogelijk om ook de algemene vergadering geheel digitaal te houden. Deze tijdelijke wet zal per februari 2023 niet verder verlengd worden. De (tijdelijke) wettelijke mogelijkheid tot het houden van een volledig digitale algemene vergadering bleek echter een waardevolle aanvulling te zijn. Daarom is er vanuit het bedrijfs- en verenigingsleven een sterke roep ontstaan om de mogelijkheid tot een volledig digitale algemene vergadering (permanent) wettelijk te regelen. Daarin voorziet dit wetsvoorstel. Het regelt de mogelijkheid voor privaatrechtelijke rechtspersonen om de algemene vergadering volledig digitaal, dus zonder fysieke vergaderplaats, te houden en stelt een aantal randvoorwaarden. Zo moet er bijvoorbeeld voldoende draagvlak zijn bij de leden en aandeelhouders voor het houden van een volledig digitale algemene vergadering en moeten zij volwaardig digitaal (met beeld en geluid) kunnen deelnemen en kunnen stemmen.

De regeling m.b.t. digitaal vergaderen is facultatief en techniekneutraal: rechtspersonen kunnen zelf kiezen of zij digitaal willen vergaderen en welke communicatiemiddelen zij daarbij in willen zetten.

ATR heeft geen opmerkingen ten aanzien van de onderbouwing van het nut en de noodzaak van het wetsvoorstel of over mogelijk minder belastende alternatieven. Ook over de werkbaarheid van het voorstel heeft het college geen adviespunten. Wel vraagt het zich af of alle leden of aandeelhouders steeds voldoende digitaal vaardig zijn om adequaat aan een volledig digitale algemene vergadering te kunnen deelnemen. Ook vraagt het zich af of een volledig digitale algemene vergadering de fysieke algemene vergadering in alle opzichten kan vervangen en mogelijk de positie van aandeelhouders en leden ten opzichte van het bestuur kan verslechteren. Aangezien het wetsvoorstel volgens de toelichting ook de belangen van aandeelhouders en leden wil beschermen, acht het college het raadzaam in de toelichting aandacht te besteden aan de vraag hoe een verslechtering van de positie van leden en aandeelhouders kan worden voorkomen en een evaluatiebepaling op te nemen. Tot slot adviseert het college in overleg met betrokkenen de regeldrukberekening van het wetsvoorstel aan te vullen.