Regeling erkenning opleidingsinstellingen en assessments vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht

Op 15 augustus 2022 is de voorgenomen Regeling erkenning opleidingsinstellingen en assessments vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht voor toetsing aangeboden aan ATR. Het voorstel heeft tot doel de nationale trainingseisen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht te harmoniseren met de aangepaste internationale trainingseisen. Het voorstel regelt dat trainingseisen meer competentiegericht (en minder theoretisch) worden ingericht en getoetst. Daarnaast regelt het voorstel de verplichting voor alle erkenninghouders (bedrijven die werken in de keten van gevaarlijke stoffen via de lucht) om per 1 juli 2023 te beschikken over een bedrijfshandboek (een DGOM, Dangerous Goods Operations Manual).

De verplichting voor erkenninghouders om een DGOM op te stellen is vooral van belang voor opleidingsaanbieders. Op grond van de DGOM kunnen zij gerichter opleiding en training aanbieden die aansluit bij de taken en verantwoordelijkheden van medewerkers bij erkenninghouders. ATR constateert dat het voorstel nut en noodzaak van de generieke DGOM-verplichting onvoldoende onderbouwt. Zo maakt het voorstel niet duidelijk wat het bedrijfshandboek aan extra informatie zal opleveren die niet al op grond van andere bronnen beschikbaar is, en wat de inhoudelijke meerwaarde van deze extra informatie is. Het college adviseert nut en noodzaak van de voorgenomen verplichting nader inhoudelijk te onderbouwen.

Het voorstel maakt verder niet duidelijk of in de voorbereiding minder belastende alternatieven voor de generieke DGOM-verplichting zijn overwogen. Dit is bijvoorbeeld de mogelijkheid om de verplichting alleen aan bepaalde erkenninghouders op te leggen. ATR adviseert duidelijk te maken of en zo ja welke minder belastende alternatieve zijn afgewogen en te motiveren waarom daarvoor niet is gekozen.
Ook maakt het voorstel niet duidelijk of opleidingsaanbieders en erkenninghouders (grootbedrijf en MKB-bedrijven) in de voorbereiding van het voorstel zijn betrokken. Consultatie van deze partijen is van belang om de werkbaarheid en uitvoerbaarheid te kunnen waarborgen en knelpunten in de uitvoeringspraktijk te voorkomen. Daarom adviseert het college om alsnog een gerichte consultatie uit te voeren over het voorstel bij deze partijen en de uitkomsten daarvan te verwerken in het voorstel.

Het voorstel bevat slechts een beknopte kwalitatieve beschrijving van de regeldrukgevolgen. Een kwantitatieve analyse ontbreekt. Hierdoor is het niet mogelijk de impact van het voorstel te beoordelen. ATR adviseert daarom de regeldrukeffecten kwantitatief in beeld te brengen conform de Rijksbrede methodiek.

Het college constateert dat het voorstel onvoldoende is onderbouwd voor goed afgewogen besluitvorming. Het adviseert om de voorgelegde regeling niet vast te stellen.