Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen

Het kabinet wil met dit wetsvoorstel de beschikbaarheid van jeugdhulp en jeugdzorg verbeteren. Het wil dit op vier manieren doen:

  1. Gemeenten moeten hun opdrachtgeverschap verstevigen door een verplicht regionaal samen te werken. Dit geldt met name voor de specialistische jeugdhulp, de jeugdreclassering en de jeugdbescherming. De inkoop van deze en eventueel nog andere vormen van zorg moet verplicht regionaal plaatsvinden Dit moet zorgen voor de continuïteit van deze (zorg)functies, onnodige uitvoeringslasten verminderen en de jeugdzorg transformeren ‘naar zo thuis mogelijk’. Bovendien moet er een regiovisie worden opgesteld en moet er bovenregionaal overleg en overleg met het Passend Onderwijs worden gevoerd.
  2. Gemeenten moeten de toegang tot jeugdhulp versterken, zodanig dat er voor iedere jeugdzorgbehoevende een passende vorm van (specialistische) zorg beschikbaar is. Dit gebeurt onder meer door de verplichting voor gemeenten tot het opstellen van een toegangsplan.
  3. Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen moeten hun opdrachtnemer- en werkgeverschap en het bestuur versterken. Zij zijn verantwoordelijk voor het leveren van juiste zorg in de keten, een goede financiële bedrijfsvoering, goed werkgeverschap en de borging van de kwaliteit van zorg. Dit wetsvoorstel stelt een aantal eisen aan het intern toezicht. Verder biedt het een wettelijke verankering van een transparante financiële bedrijfsvoering en van de openbare jaarverantwoording.
  4. Het wetsvoorstel versterkt het inzicht in en de toezicht op zorg voor jeugdigen. Doel hiervan is om continuïteitsproblemen tijdig te signaleren, te voorkomen en op te vangen.

ATR constateert dat de probleemanalyse voldoende uitgebreid is om nut en noodzaak van maatregelen te rechtvaardigen. Maar de onderbouwing van de afzonderlijke maatregelen schiet tekort. Ook ontbreekt in wet en toelichting de samenhang met inspanningen binnen het onderwijsdomein. Verder is niet duidelijk waarom juist de maatregelen die met het wetsvoorstel worden genomen, noodzakelijk zijn. En waarom de stapeling van de maatregelen noodzakelijk is en in welke mate zij de gesignaleerde knelpunten wegnemen. Inzicht in dit laatste is vooral ook van belang met het oog op een toekomstige evaluatie van het beleid. De toelichting biedt verder geen inzicht in mogelijk minder belastende alternatieven en of de voorgestelde maatregelen werkbaar zijn voor jeugdhulpaanbieders. Daarom adviseert ATR de minister van VWS om het wetsvoorstel niet in te dienen.