Wijziging Algemene wet bestuursrecht naar aanleiding van het ‘Varkens in Nood’-arrest
In 1998 is het Verdrag van Aarhus gesloten. In dit verdrag hebben de lidstaten van de Europese Unie met elkaar afgesproken om bij besluiten met aanzienlijke milieugevolgen te zorgen dat burgers, bedrijven en organisaties een goede toegang hebben tot informatie, goede inspraak hebben in de besluitvorming en een goede toegang hebben tot de milieurechter.
Nederland heeft de bepalingen van dit verdrag opgenomen in een aantal nationale wetten. De Algemene wet bestuursrecht is destijds niet gewijzigd, omdat gedacht werd dat dit niet nodig was. Inmiddels heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in het zogenaamde ‘Varkens in Nood’- arrest echter bepaald dat de toegang tot de milieurechter in Nederland niet geregeld is, zoals in het Verdrag is afgesproken. Dit is ook vastgesteld door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarom wordt de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alsnog gerepareerd en wordt de toegang tot de bestuursrechter voor belanghebbenden en niet-belanghebbenden voor besluiten met aanzienlijke milieugevolgen breder mogelijk gemaakt. Besluiten met aanzienlijke milieugevolgen zijn bijvoorbeeld besluiten over de chemische industrie, grote varkenshouderijen en de aanleg van autosnelwegen.
Het college van ATR stelt vast dat de voorgestelde wetgeving bedoeld is om de Awb te repareren zodat deze alsnog in overeenstemming is met het Verdrag van Aarhus. Het heeft geen opmerkingen met betrekking tot de onderbouwing van het nut en de noodzaak van het wetsvoorstel of met betrekking tot mogelijk minder belastende alternatieven. Ten aanzien van de werkbaarheid van het wetsvoorstel adviseert het college om in de toelichting aan te geven of van initiatiefnemers van projecten wordt verwacht dat zij voorlichtings- en informatie-activiteiten verrichten voor niet-belanghebbenden. Dit om te voorkomen dat zij meer doen dan noodzakelijk is en dat daardoor de doorlooptijd en plankosten van hun initiatieven onnodig toenemen. Verder adviseert het college nader te onderzoeken wat de gevolgen zijn van het in stand blijven van het relativiteitsvereiste. Dit vereiste zorgt ervoor dat een bestuursrechter toetst of de desbetreffende regelgeving wel geschreven is om het belang te beschermen van degene die in beroep gaat tegen een bepaald besluit. Vraag is of dit vereiste voor met name een niet-belanghebbende betekent dat hij eigenlijk niet of nauwelijks succesvol in beroep kan komen bij de bestuursrechter en een besluit in zijn voordeel kan laten wijzigen.
Tot slot heeft de regering aangekondigd nader te willen onderzoeken of er nog verbeterpunten mogelijk zijn ten aanzien van de implementatie van het Verdrag of het stelsel van het bestuursrecht. Het college adviseert daarbij te monitoren hoe de bestuursrechtelijke procespraktijk en de daarmee gepaard gaande regeldrukgevolgen zich ontwikkelen. Zo kan bijvoorbeeld bekeken worden of de bredere toegang tot de rechter leidt tot (extra) tijdbeslag of kosten voor projecten. Dit is bijvoorbeeld relevant omdat in het kader van het omgevingsrecht juist geprobeerd wordt om besluiten over projecten in de fysieke omgeving te versnellen.