Wet centralisatie ondersteuning onderwijs aan zieke leerlingen
In 2016 heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen opdracht gegeven te onderzoeken of de ondersteuningsstructuur van het onderwijs aan zieke leerlingen en studenten nog past in de huidige context. De conclusie van het onderzoek was dat de huidige structuur waardevolle elementen heeft, maar dat er ontwikkelingen zijn die de structuur onvoldoende flexibel en toekomst-bestendig maken om een landelijke dekking van de voorziening te borgen.
Het wetsvoorstel behelst een aanpassing van de ondersteuningsstructuur. Voorgesteld wordt om een landelijke stichting met wettelijke taken op te richten die centraal de kwaliteit, het beleid, de expertise-ontwikkeling en de verdeling van de capaciteit over het land coördineert. Alle consulenten zijn in de toekomst in dienst van de stichting, maar de uitvoering van de primaire taken gebeurt op regionaal niveau, om de snelle beschikbaarheid van de ondersteuning van scholen en instellingen bij het onderwijs aan zieke leerlingen en studenten te behouden. Ook wordt voorgesteld de huidige groep mbo-studenten waarvoor een mbo-instelling ondersteuning kan vragen, uit te breiden. Het voorstel beoogt de financiering van de activiteiten te vereenvoudigen door een grondslag voor de subsidie aan de Stichting op te nemen in de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (wet SLOA). De huidige subsidierelatie met 12 onderwijsadviesbureaus, 8 universitair medische centra en de branchevereniging Onderwijsontwikkeling Nederland wordt beëindigd.
Het college constateert dat nut en noodzaak voldoende zijn onderbouwd en mogelijk minder belastende alternatieven beargumenteerd niet zijn gekozen. De adviespunten van ATR betreffen vooral de werkbaarheid van het voorstel. Het college adviseert toe te lichten hoe de keuze wordt bepaald voor de vijf regio’s en de vijf onderwijsadviesbureaus waar de coördinatie van de werkzaamheden plaats zal vinden en toe te lichten hoe de samenwerking met scholen en samenwerkingsverbanden binnen de nieuwe structuur wordt vormgegeven. Daarbij is het advies gegeven om in de toelichting bij het wetsvoorstel inzichtelijk te maken welke aspecten bij de evaluatie van het wetsvoorstel betrokken worden. Het college constateert verder dat de gevolgen voor de regeldruk nog niet volledig in beeld zijn gebracht. Het adviseert dit alsnog te doen.
Het college adviseert het voorstel in te dienen, nadat met de adviespunten rekening is gehouden