Besluit identificatiemiddelen voor burgers i.v.m. de Wet digitale overheid
Op 30 maart 2020 is het voorgenomen Besluit identificatiemiddelen voor burgers in verband met de Wet digitale overheid voor toetsing en advies aangeboden aan ATR.
Momenteel bestaat er voor burgers slechts één manier om in te loggen bij de overheid, namelijk met DigiD. Op grond van het wetsvoorstel digitale overheid kunnen private partijen na een toelating dit ook gaan verzorgen. Het voorstel werkt uit op welke wijze de minister van BZK beoordeelt of een privaat middel zal worden toegelaten. Daarnaast regelt de AMvB de grondslag om bij regeling aanvullende eisen te stellen over de private middelen en de aanbieders daarvan. Hierbij gaat het onder meer om eisen die waarborgen dat het inloggen met die middelen betrouwbaar, veilig en privacy vriendelijk plaatsvindt.
Het college constateert dat nut en noodzaak van het voorstel zijn onderbouwd in de toelichting. ATR ziet aanleiding voor enkele aandachtspunten om de werkbaarheid van het voorstel te verbeteren. Zo kan de toelichting bij het besluit op onderdelen verduidelijkt. Het college constateert dat bijvoorbeeld niet duidelijk is of DigiD blijft bestaan en ook (kosteloos) beschikbaar zal zijn op authenticatieniveau Hoog.
Gebruiksvriendelijke toegang tot publieke dienstverlening is van belang voor burgers. Daarom dienen private inlogmiddelen ook te voldoen aan eisen op het gebied van gebruiksvriendelijkheid. ATR constateert dat geen generieke grondslag bestaat om nadere eisen te stellen aan middelen ten aanzien van gebruiksvriendelijkheid. Het college adviseert hiervoor alsnog te kiezen.
Tot slot adviseert ATR om bij de lagere regelgeving een doenvermogentoets uit te voeren. Daarmee is het mogelijk om te waarborgen dat het nieuwe stelsel van identificatiemiddelen voor alle burgers ‘doenbaar’ is en onnodige complexiteit wordt voorkomen.
Het college constateert dat de toelichting bij het voorstel de regeldrukeffecten kwalitatief beschrijft. ATR gaat er vanuit dat bij de nog uit te werken ministeriele regeling de regeldrukeffecten ook kwantitatief zijn uitgewerkt. Het college zal dit betrekken bij de toetsing van de ministeriële regeling.
ATR adviseert het voorstel in te dienen, nadat met de adviespunten rekening is gehouden.