Wijziging Besluit Erfgoedwet archeologie

De Erfgoedwet bepaalt dat iedereen die een archeologische opgraving wil doen over een certificaat
moet beschikken. In het Besluit Erfgoedwet archeologie (Bea) zijn in dit verband al meerdere
uitzonderingen opgenomen. Het voorliggende besluit voegt daar nog drie uitzonderingen aan
toe. Verenigingen voor vrijwilligers in de onderwaterarcheologie wordt de mogelijkheid geboden
een ontheffing aan te vragen voor het opgravingsverbod en de verplichting over een certificaat te
beschikken. Er wordt een vrijstelling opgenomen voor werkzaamheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een opgravingscertificaat door met name bedrijven in de archeologie. Het Besluit regelt ook een vrijstelling van het opgravingsverbod voor de berging van wrakken van vliegtuigen onder verantwoordelijkheid van de minister van Defensie.

Nut en noodzaak van de maatregelen zijn volgens het college overwegend voldoende onderbouwd. Maar het adviseert nader te onderbouwen waarom voor de opgravingen van het Ministerie van Defensie certificering niet is vereist, zoals gebruikelijk is voor archeologische bedrijven en diensten.
Gevolgen voor de regeldruk zijn er met name voor de verenigingen van vrijwilligers in de onderwaterarcheologie. Zij moeten een ontheffing aanvragen en zich houden aan de voorwaarden die daaraan worden verbonden. Hoe de aanvraagprocedure voor een ontheffing bij de Rijksdienst voor het cultureel Erfgoed (RCE) er precies uit gaat zien, wordt nog in een ministeriële regeling uitgewerkt. Maar in het wijzigingsbesluit is al opgenomen dat een ontheffing voor een periode van “maximaal één jaar” wordt verleend. Niet duidelijk is of een langere periode is overwogen als minder belastend alternatief. Het college adviseert de mogelijkheid te bieden om ontheffingen te verlenen voor een langere periode dan één jaar. Er zijn geen adviespunten met betrekking tot de werkbaarheid van de maatregelen. Het college constateert wel dat de gevolgen voor de regeldruk niet volledig en juist in beeld zijn gebracht.