Wijziging Besluit Tijdelijke wet Groningen i.v.m. de afstemming tussen de uitvoering van de versterking en de vergoeding van schade

Het voorstel betreft gebouweigenaren in Groningen van wie het huis of gebouw moet worden versterkt en die een vergoeding willen voor de schade die is ontstaan door de aardbevingen. Het vloeit voort uit het besef dat de versterking en de schadevergoeding te lang duren en onnodig ingewikkeld zijn voor de mensen die het betreft. Een belangrijke oorzaak voor de lange duur en voor de complexiteit van de uitvoering is dat zij te maken hebben met verschillende uitvoeringsorganisaties, verschillende loketten en verschillende regelgeving. De uitvoeringsorganisaties werken bovendien niet goed samen.

Het voorliggende voorstel legt vast dat de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) beter moeten gaan samenwerken. Beide uitvoeringsorganisaties moeten meer informatie met elkaar gaan delen. Verder regelt het voorstel (1) één bezoekadres, (2) een gecoördineerde behandeling, (3) één vast aanspreekpunt (coördinator), (4) één informatiedocument, (5) één totaalopname en (6) een integrale uitvoering van schadeherstel en versterking. Aanleiding is een amendement bij de Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen. Dit amendement regelt dat op basis van een AMvB afspraken over samenwerking en afstemming tussen de NCG en het IMG moeten worden vastgelegd. Het voorstel kiest daarmee impliciet voor het huidige wettelijke kader met twee uitvoeringsorganisaties. Het college merkt hierbij op dat het amendement is ingediend in een andere politieke constellatie. Het huidige kabinet heeft namelijk een belangrijke stap gezet door de politieke verantwoordelijkheid voor de versterking en het schadeherstel in één hand te leggen, bij de Staatssecretaris Mijnbouw. Dit betekent dat het mogelijk is geworden om de historisch gegroeide situatie in de uitvoering fundamenteel (anders) aan te pakken.

In zijn advies geeft ATR aan dat de noodzaak tot ingrijpen helder is. De eigenaren van gebouwen ervaren niet (voldoende) de samenwerking tussen het IMG en de NCG. Hierdoor weten zij mogelijk niet waar zij aan toe zijn en verlopen versterkings- en schadeherstelprocessen mogelijk niet zoals verwacht mag worden. De effectiviteit van de voorgestelde maatregelen is echter niet duidelijk. De NCG en het IMG worden aangezet om meer samen te werken, maar de coördinator die dit moet bewerkstelligen, heeft geen doorzettingsmacht en is niet inhoudelijk verantwoordelijk voor de versterkings- en schadevergoedingsoperaties. Verder plaatst ATR vraagtekens bij de werkbaarheid van de voorgestelde maatregelen. Zo lijkt de rol van de coördinator op te houden op het moment dat er een plan ligt. Vanuit het perspectief van gebouweigenaren is het meer passend om die rol pas te beëindigen op het moment dat de gebouweigenaar geen behoefte meer heeft aan de betrokkenheid van een coördinator.

Ten slotte zijn de regeldrukgevolgen nog niet goed in beeld gebracht. Het college merkt in dit verband ook op dat de vermindering van de regeldruk beter kan worden getypeerd als een verminderde toename, omdat dit meer recht doet aan het feit dat de regeldruk in het verleden onnodig hoog was.

Het advies is om het voorstel niet in te dienen en daarmee ook niet in de voorhangprocedure te brengen van de Eerste en Tweede Kamer. Het dictum ziet daarbij niet op het doel en het belang van goede en snelle oplossingen voor de problemen die de gebouweigenaren in Groningen ervaren. Het college acht de onderbouwing van de maatregelen in het huidige voorstel onvoldoende, met name ook in het licht van mogelijke alternatieven en de werkbaarheid voor de gebouweigenaren die het betreft. Daarbij weegt zwaar dat met het coalitieakkoord het momentum is ontstaan om historisch gegroeide weeffouten te herstellen.