Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en andere wetten voor een integere, onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak
Dit wetsvoorstel voert wijzigingen door in een aantal wetten. Deze wijzigingen hebben tot doel om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechtspraak in Nederland (nog) beter te borgen. Ze betreffen ten eerste het verbod voor rechters om hun ambt te combineren met het lidmaatschap van de Staten-Generaal. Ten tweede mogen rechterlijke ambtenaren geen financiële belangen meer hebben die een goede ambtsvervulling of hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid in gevaar brengt. De ‘functionele autoriteit’ van bijvoorbeeld een gerecht of een parket van het Openbaar Ministerie wijst aan voor welke ambtenaren en voor welke financiële belangen dat verbod geldt. De betreffende ambtenaren krijgen een meld- en informatieplicht.
Het college van ATR heeft geen adviespunten bij het onderdeel van het voorstel dat gaat over het combinatieverbod van functies. Het advies van ATR richt zich op de wijzigingen die betrekking hebben op de financiële belangen van rechterlijke ambtenaren. Het college onderkent dat die de belangen de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van rechters niet mag beïnvloeden. Het constateert tegelijkertijd dat er al instrumenten zijn waarmee dit wordt geborgd. Het gaat dan bijvoorbeeld om leidraden en integriteitscodes die momenteel al worden gebruikt. Bovendien maakt de toelichting bij het voorstel niet duidelijk of en zo ja wat er in de praktijk eigenlijk misgaat. Daarmee acht het college de onderbouwing van de noodzaak om met aanvullende maatregelen onvoldoende. Verder merkt het college op dat de toelichting bij het voorstel de primaire verantwoordelijkheid bij de rechterlijke ambtenaren zelf legt. Het is niet duidelijk hoe dit zich verhoudt tot een verbod tot het hebben van of handelen in financiële belangen. Als de rechterlijke ambtenaren de primaire verantwoordelijkheid hebben, ligt het meer in de rede om hen te verplichten om bij strijdige belangen een verzoek om verschoning te doen, zodat zij de betreffende zaak niet behandelen. Verder constateert het college dat het voorstel nog veel onduidelijkheden bevat. Zo is niet duidelijk welke rechterlijke ambtenaren aan de verplichtingen moeten voldoen, welke financiële belangen het kan betreffen, en wanneer de rechterlijke ambtenaren aan de meld- en informatieverplichting hebben voldaan. Ten slotte moeten de regeldrukgevolgen van het wetsvoorstel nog in beeld worden gebracht.
Het college adviseert om de wetswijzigingen niet in te dienen, tenzij bovenstaande kanttekeningen worden weggenomen.