Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen

In het Klimaatakkoord is afgesproken dat alle woningen en gebouwen in 2050 CO₂-arm zijn. Dit vraagt om investeringen in de verduurzaming van die woningen. Dit geldt ook voor particuliere verhuurders en institutionele beleggers die woningen verhuren in de gereguleerde sector. Voor hen is er echter niet altijd een subsidieregeling beschikbaar die hen ondersteunt bij het energiezuinig maken van hun woningen. De voorgestelde subsidieregeling voorziet in een tegemoetkoming voor verduurzaming en onderhoud. 

Zij geldt voor verhuurders die woningen verhuren in het gereguleerde segment onder de zogenaamde liberalisatiegrens. Zij kunnen een aanvraag doen voor maximaal 50 zelfstandig gereguleerde huurwoningen. Verder geldt de subsidieregeling voor verhuurders die woningen verhuren boven de liberalisatiegrens, waarvan de huur bij aanvang van het huurcontract onder die liberalisatiegrens lag. De subsidie is bedoeld voor bepaalde energiebesparende maatregelen, voor energieadvies en voor bepaalde onderhoudsmaatregelen die bijdragen aan een energiezuinige woning. Om subsidie te verkrijgen moeten tenminste twee energiebesparende of onderhoudsmaatregelen worden uitgevoerd. Het energieadvies wordt alleen gesubsidieerd als er ook tenminste twee energiebesparende of onderhoudsmaatregelen zijn uitgevoerd. Per woning kan éénmaal subsidie worden aangevraagd.
De subsidieregeling loopt van 1 maart 2022 tot 1 januari 2026. De subsidieregeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Het college constateert dat nut en noodzaak van de subsidieregeling voldoende zijn onderbouwd. Het merkt in zijn advies echter wel op dat de regeling een grote verantwoordingslast kent. Alle aanvragers van de subsidie moeten achteraf verantwoordingsstukken overleggen. Reden hiervoor is dat in het verleden bij gelijksoortige subsidieregelingen sprake was van onvolkomenheden in het aanvraagproces en risico van misbruik en oneigenlijk gebruik. Het college onderkent dat misbruik en oneigenlijk gebruik reden kunnen zijn voor meer verantwoording. Het tekent daarbij echter aan dat onvolkomenheden en fouten ook het gevolg kunnen zijn van het feit dat meerdere gelijksoortige subsidieregelingen naast elkaar bestaan. Het college geeft de minister daarom in overweging om bij evaluatie van de subsidieregeling te bekijken hoe een meer overzichtelijke, integrale regeling tot stand gebracht kan worden. Het college adviseert bovendien om goede voorlichting over de voorliggende subsidieregeling te organiseren. En om de terminologie in de regeling consistent en duidelijk te maken, zodat de subsidieaanvragers begrijpen hoe het proces loopt en wat hij op welk moment moet doen of kan verwachten. Verder moet de regeldruk van het voorstel nog beter in beeld worden gebracht.