Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie
Sinds 1994 kent het Burgerlijk Wetboek de mogelijkheid om een rechtspersoon op eigen initiatief van de bestuurders te ontbinden als deze geen baten meer heeft. Deze ‘ontbinding zonder baten’ wordt in de praktijk de ‘turboliquidatie’ genoemd. Als een rechtspersoon op het tijdstip van ontbinding geen baten meer heeft, wordt de rechtspersoon ook gelijktijdig beëindigd. Dit geldt ook als die rechtspersoon nog schulden heeft.
De turboliquidatie vormt naast andere vormen van bedrijfsbeëindiging, zoals vereffening en faillissement, een nuttig instrument, omdat de afwikkeling in de regel eenvoudiger en sneller kan plaatsvinden. Volgens de toelichting bij het voorstel zou een aanzienlijk aantal ondernemers door de economische gevolgen van de COVID-19 uitbraak van dit instrument gebruik willen maken. Het instrument kent momenteel echter een aantal knelpunten, waardoor ondernemers er onvoldoende vertrouwen in hebben. Zo zijn er in het verleden zorgen geuit over misbruik van de regeling.
Het wetsvoorstel beoogt de transparantie van de regeling te vergroten, de rechtsbescherming van schuldeisers te verbeteren en misbruik effectiever te bestrijden. Hierdoor wordt het vertrouwen in de regeling vergroot. Daartoe bevat het wetsvoorstel de verplichting om bij een turboliquidatie een aantal financiële verantwoordingsstukken, zoals een balans en een staat van baten en lasten van het boekjaar van ontbinding van de rechtspersoon, openbaar te maken. Ook wordt er een bestuursverbod geïntroduceerd om misbruik van de turboliquidatie aan te pakken.
ATR stelt vast dat de voorgestelde maatregelen in beginsel ertoe strekken om de toegankelijkheid van het instrument structureel te verbeteren. Het nu voorliggende voorontwerp betreft echter een tijdelijke wet, terwijl de knelpunten van het instrument ‘turboliquidatie’ structureel van aard zijn. De toelichting bij het voorstel maakt niet duidelijk waarom een tijdelijke wet volstaat om de structurele knelpunten weg te nemen. ATR adviseert daarom de minister voor Rechtsbescherming om scherper in de toelichting te uiteen te zetten welke doelstellingen de voorstelde wetgeving heeft, welke (tijdelijke en structurele) knelpunten zij moet wegnemen en hoe de voorstelde tijdelijke maatregelen hieraan bijdragen. Verder adviseert ATR om:
– kwantitatief inzicht te bieden in de verwachte toename van faillissementen en turboliquidaties als gevolg van de COVID-19 uitbraak;
– nader toe te lichten wat in de schriftelijke opgave van redenen moet staan over het ontbreken van baten en het bestaan van eventuele schulden;
– duidelijker te omschrijven wanneer een bestuursverbod kan worden opgelegd;
– de regeldrukberekening op een aantal punten te onderbouwen en aan te vullen.
ATR adviseert gelet op het vorenstaande het voorontwerp niet in te dienen. Daarbij geeft het college aan dat dit oordeel alleen betrekking heeft op de kwaliteit van de onderbouwing van het voorliggende voorstel. Het is geen oordeel over de wenselijkheid om de structurele knelpunten van het instrument weg te nemen.