Initiatiefwetsvoorstel Verdringingstoets
Met brief van 29 maart 2021 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de initiatiefneemster (oud-)Tweede Kamerlid Karabulut, aan ATR advies gevraagd over het initiatiefwetsvoorstel verdringingstoets. Het wetsvoorstel is nog in behandeling bij de Eerste Kamer. Volgens de initiatiefneemster zijn er onder de Participatiewet (en de WW) nog steeds gevallen van ongewenste verdringing van betaalde arbeid door onbetaalde of minder betaalde arbeid. Dat zou voorkomen bij het inzetten van arbeidstoeleidinginstrumenten, zoals participatieplaatsen, loonkostensubsidie en proefplaatsingen). Er is naar haar mening geen controlemechanisme om dit te voorkomen. De initiatiefneemster vindt dat dit moet veranderen.
Het wetsvoorstel regelt een toets op verdringing, zodat ‘werkzaamheden die door mensen met een uitkering worden verricht ook eerlijk worden betaald en niet ten koste gaan van betaalde arbeid’. De wet gaat niet alleen voor nieuwe gevallen gelden. Het wetsvoorstel bepaalt dat één jaar na invoering van de wet ook alle bij invoering lopende trajecten (aan de hand van de verdringingstoets) opnieuw moeten worden beoordeeld. Deze trajecten moeten worden beëindigd, als bij toetsing mocht blijken dat sprake is van verdringing.
ATR laat in zijn advies aan de minister van SZW en de initiatiefneemster weten dat de toelichting op nut en noodzaak van het wetsvoorstel ernstige tekortkomingen kent. Er is onvoldoende aangetoond dat sprake is een structureel probleem van betekenisvolle omvang, die het treffen van aanvullende wetgeving noodzakelijk maakt. Verder beperkt de voorgenomen invulling van de verdringingstoets de ruimte om ‘het tegengaan van verdringing’ en ‘perspectief op betaalde arbeid’ op een evenwichtige wijze tegen elkaar te kunnen afwegen. De voorwaarde van art. 8g, lid 1 sub b van het wetsvoorstel leidt er zelfs toe leiden dat bepaalde instrumenten in de toekomst niet meer inzetbaar zijn. Daardoor neemt voor werklozen het perspectief op betaald werk af. De toelichting op het wetsvoorstel schiet ook tekort op werkbaarheid en doenbaarheid van verschillende onderdelen van de wet, waaronder de dubbele toetsing bij aanbesteding en inzet van het arbeidstoeleidingsinstrument. Het wetsvoorstel zorgt er bovendien voor dat de relaties in de driehoek uitvoerder – bedrijf – werknemer worden beheerst door zowel het bestuursrecht als het civielrecht. De gevolgen hiervan zijn niet duidelijk, met name niet waar het de gevolgen van het beëindigingen van ‘lopende gevallen’ betreft. Tenslotte moeten de gevolgen voor de regeldruk beter in beeld worden gebracht.
Gelet op al deze bezwaren tegen het voorstel adviseert het college om van verdere behandeling van het wetsvoorstel af te zien.