Uitvoeringsregeling Baangerelateerde investeringskorting (BIK)

De BIK was een tijdelijke maatregel om investeringen te bevorderen. De BIK zou een korting geven op de loonheffingen van 3,9% op investeringen in bedrijfsmiddelen tot € 5 miljoen en 1,8% voor het meerdere. Voorwaarde voor deze korting was (1) dat is besloten tot de investering na 1 oktober 2020, (2) dat de bedrijfsmiddelen worden aangeschaft in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2022, en (3) dat de bedrijfsmiddelen binnen een half jaar na de aanschaf daadwerkelijk in gebruik worden genomen.

ATR constateerde dat het CPB vraagtekens heeft geplaatst bij de effectiviteit van de regeling. ATR stelde verder vast dat volgens het CPB er alternatieven zijn die mogelijk effectiever zijn dan de BIK. Daarbij komt dat sommige van deze alternatieven minder belastend zouden zijn. ATR adviseerde om een alternatief voor de regeling te kiezen.

Voor de korting gold als eis dat het bedrijfsmiddel binnen zes maanden na de betaling volledig in gebruik wordt genomen. Die eis vergroot in onzekere tijden het investeringsrisico voor de ondernemer. Het MKB heeft aangegeven dat het lastig is om te bewijzen dat een bedrijfsmiddel daadwerkelijk in gebruik is genomen. ATR constateerde dat deze eis op gespannen voet staat met de doelstelling van de regeling om investeringen naar voren te halen. ATR adviseerde om deze eis te laten vallen.

De gevolgen voor de regeldruk waren berekend op € 67-130 miljoen gedurende de looptijd van de regeling (twee jaar). Daarbij was de regeldruk die volgt uit de controle bij de steekproef nog niet goed inbeeld gebracht. ATR adviseerde om de berekening hiermee aan te vullen.

Op 28 mei 2021 heeft het Kabinet besloten om de regeling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 in te trekken. De reden hiervoor is dat geen zekerheid is verkregen over de vraag of de Europese Commissie de regeling als geoorloofde staatssteun beschouwt.