Tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening Covid-19

Mensen verliezen door de coronapandemie hun werk of zijn niet in staat ander werk te vinden. Het kabinet wil deze mensen intensiever ondersteunen. Met deze regeling kunnen 35 mobiliteitsteams worden ingericht, één per arbeidsmarktregio. De regionale mobiliteitsteams krijgen in totaal een budget van 270 miljoen. Zij kunnen aan werknemers behorend tot de doelgroep (dat zijn vrijwel alle werknemers die door corona werkloos zijn of worden) een aanbod doen van aanvullende dienstverlening. Dat aanbod kan bestaan uit aanvullende crisisdienstverlening, scholing via praktijkleren in het mbo, en werkfitbehoud. Mensen kunnen alleen gebruik maken van de regeling als er geen voorliggende voorziening is: het reguliere instrumentarium gaat dus voor. De regeling is uitdrukkelijk bedoeld als aanvulling op de bestaande instrumenten. Zij geldt voor de jaren 2021 en 2022.

ATR heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laten weten dat duidelijk is dat er iets extra’s moet worden gedaan voor mensen die hun baan verliezen of geen nieuw werk kunnen vinden. Het college vindt echter dat de regeling een grote kans laat lopen. De regeling is erg institutioneel en instrumenteel van aard: zij richt zich vooral op bestaande instanties op de arbeidsmarkt en in het onderwijs. Individuele werknemers en werkgevers krijgen slechts een passieve rol toebedeeld. Ze zouden echter ook de dienstverlening zelf moeten kunnen aanvragen, mee moeten kunnen beslissen over de invulling ervan, en rechtsbescherming krijgen als dienstverlening geweigerd wordt of onvoldoende uitvoering krijgt. Ook adviseert ATR de minister een concrete verwachting op te nemen ten aanzien van het aantal werknemers dat met de regeling hun baan behoudt of ander werk weet te vinden. Tenslotte moet de toelichting inzicht bieden of de regeling wel goed werkbaar is. Het bestaande instrumentarium gaat immers voor. Dat bestaat uit een veelheid aan instrumenten en regelingen, die sterk van elkaar verschillen in de criteria voor toepassing. Veel individuele werkgevers en werknemers zullen niet het totaaloverzicht hebben en het te complex vinden Zij zijn daardoor niet in staat te bepalen of zij een beroep kunnen doen op de aanvullende instrumenten.