Besluit Tijdelijke Wet Groningen
Het Besluit Tijdelijke Wet Groningen regelt de nadere uitwerking van de wet met dezelfde naam. Het voorstel stelt nadere regels aan de procedure omtrent benoeming, schorsing en ontslag en de rechtspositie van de leden van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Daarnaast expliciteert het, in aanvulling op de kaders die volgen uit de Kaderwet zbo’s, rapportage-eisen die gelden voor het jaarverslag van het zbo. Tenslotte wijzigt deze AMvB het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken. Het IMG is na implementatie van het besluit voortaan een bestuursorgaan met toegang tot de landelijke Basisregistratie WOZ. Het is van belang dat het IMG beschikt over de WOZ-waardes omdat het deze gebruikt voor de vaststelling van de hoogte van de totale compensatie van waardedaling van woningen. De gehele procedure en werkwijze rondom de behandeling van de aanvragen – ter compensatie van waardedaling – wordt door het zbo uitgewerkt en gepubliceerd op de eigen site. In dit besluit wordt slechts de wettelijke grondslag vastgelegd waardoor het IMG toegang heeft tot de basisregistratie WOZ. Voor regeldruk is slechts de toegang tot de landelijke Basisregistratie WOZ van belang. Alleen dat punt komt daarom terug in het advies.
ATR constateert dat het instituut voor een goede uitvoering van de schadeafhandeling afhankelijk is van een gedegen informatie-uitwisseling waarbij deze zoveel mogelijk worden gehaald uit basisregistraties om het risico op fouten te minimaliseren. Door aansluiting op basisregistraties is het daarnaast niet meer noodzakelijk dat burgers deze gegevens zelf doorgeven.
Het IMG stelt zijn eigen procedures vast. Deze procedure wordt gepubliceerd op de eigen website. De werkbaarheid voor burgers bij het indienen van de schadeaanvraag is daarom niet uitgewerkt en te beoordelen. Deze werkbaarheid is echter wel bepalend voor de mate waarin burgers zich gehoord voelen en waarin hun problemen ook echt worden opgelost. ATR adviseert daarom om de procedures te toetsen op hun werkbaarheid voor burgers. Dit kan bijvoorbeeld door het uitvoeren van een doenvermogentoets.
Tenslotte constateert het ATR dat de regeldrukberekening niet toereikend is. De geschatte tijdswinst gaat uit van de procedure die gehanteerd wordt voor de vergoeding van fysieke schade. Deze procedure is niet passend. Voor het in kaart brengen van de schade rondom waardedaling is de procedure namelijk korter. De berekening gaat daarnaast uit van een tijdsbesparing van 2½ uur doordat burgers zelf geen WOZ-beschikking meer hoeven mee te sturen. Het is niet duidelijk waarom dit 2½ uur zou moeten duren. De structurele regeldrukbesparing die in de toelichting is opgenomen is al met al sterk overschat.
ATR adviseert om het besluit vast te stellen nadat rekening is gehouden met de adviespunten.