Besluit tijdelijke bepalingen nulemissiezones stadslogistiek
Op 15 januari 2021 heeft het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat het Besluit tijdelijke bepalingen nulemissiezones stadslogistiek aan ATR voorgelegd voor advies. In het Klimaatakkoord is overeengekomen dat vanaf 2025 in 30 tot 40 grotere steden middelgrote zero-emissiezones (ZE-zones) voor stadslogistiek moeten komen. Het voorliggende besluit bevat een overgangsregeling en stelt vrijstellingen en ontheffingen voor bestel- en vrachtauto’s vast met een landelijke werkingssfeer. Door het besluit kunnen betrokken partijen tijdig anticiperen op de voorziene wijzigingen. De overgangsregeling houdt daarbij rekening met de overstap naar elektrisch rijden op een natuurlijk investeringsmoment van bedrijven. Het college constateert dat nut en noodzaak van het voorstel zijn onderbouwd.
Een belangrijke bepaling in het besluit heeft betrekking op de ontheffing bij ZE-zones voor particulieren die niet bedrijfsmatig gebruik maken van een bestel- of vrachtauto. Het college adviseert bij de verdere uitwerking van de overgangsregelingen expliciet aandacht te besteden aan de werkbaarheid van de veelheid aan situaties en de daarmee gepaard gaande complexiteit die mogelijk kan ontstaan door het onderscheid in ZE-zones tussen bedrijfsmatig en particulier gebruik van bestel- en vrachtauto’s.
Daarnaast vraagt ATR aandacht voor de relatie tussen ZE-zones en milieuzones. Beide instrumenten dienen uiteindelijk hetzelfde doel, te weten het verminderen van emissies. Zij grijpen echter aan op andere doelgroepen. Het is van belang dat in de praktijk helder is hoe nieuw ingestelde ZE-zones zich verhouden tot milieuzones. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een samenhangende inzet van beide instrumenten. Voorkomen moet worden dat er ongewenste of onduidelijke situaties ontstaan, ook door de verschillen tussen de ontheffingsmogelijkheden. Het college adviseert daarom nader in te gaan op de relatie tussen milieuzones en ZE-zones en de werkbaarheid voor de praktijk. Het college geeft hierbij in overweging om procedurele waarborgen vast te leggen voor het instellen van ZE-zones, bijvoorbeeld in de vorm van een lokale MKB-toets. ATR adviseert aanvullend om via één website de geldende regelgeving van zowel milieuzones als zero-emissiezones integraal te ontsluiten.
Tot slot constateert het college constateert dat het voorstel geen inzicht geeft in de regeldrukgevolgen van het besluit, onder andere van de kennisnamekosten. Een dergelijke (kwantitatieve) uitwerking van de gevolgen acht het college wel van belang voor onderbouwde besluitvorming.