Wijziging Omgevingsbesluit i.v.m. het stellen van financiële zekerheid
Op 2 december 2020 is een voorstel voor toetsing aangeboden aan het ATR. Het voorstel regelt een wijziging van het Omgevingsbesluit in verband met het (verplicht) stellen van financiële zekerheid bij bepaalde activiteiten.
Op 2 december 2020 is een voorstel voor toetsing aangeboden aan het ATR. Het voorstel regelt een wijziging van het Omgevingsbesluit in verband met het (verplicht) stellen van financiële zekerheid bij bepaalde activiteiten. Allereerst gaat het om een aanscherping van het instrument financiële zekerheidsstelling voor majeure risicobedrijven. Het bevoegd gezag moet voor deze bedrijven in de toekomst verplicht financiële zekerheid opleggen. Daarnaast regelt het voorstel dat in de toekomst ook financiële zekerheid gesteld kan worden bij bepaalde activiteiten die betrekking hebben op afvalverwerking.
Het college onderkent het belang van het principe in het milieubeleid dat de vervuiler betaalt. Ter vervulling van dit principe is het belangrijk dat de overheid kosten kan verhalen als gevolg van schade aan het milieu door bijvoorbeeld een faillissement van een bedrijf. Het stellen van financiële zekerheid kan daarbij een doeltreffend instrument zijn.
ATR constateert dat nut en noodzaak zijn onderbouwd van de wijziging waarmee financiële zekerheid gesteld kan worden bij afvalverwerkende bedrijven. Ten aanzien van de aanscherping bij majeure risicobedrijven is nut en noodzaak volgens het college niet (voldoende) onderbouwd. De toelichting maakt niet inhoudelijk duidelijk waarom de bevoegdheid om financiële zekerheid te kunnen stellen (zoals nu geregeld in het Omgevingsbesluit) onvoldoende is. Niet duidelijk is of zich nieuwe (uitvoerings)risico’s of andere ontwikkelingen hebben voorgedaan, die op dit moment aanleiding geven tot de voorgestelde verplichting. Om deze reden adviseert het college nut en noodzaak te onderbouwen van de verplichting aan het bevoegd gezag om financiële zekerheid te stellen bij majeure risicobedrijven.
Het voorstel kan forse gevolgen hebben voor MKB-bedrijven. De toelichting maakt niet duidelijk of MKB-bedrijven in de voorfase zijn geconsulteerd. Het college adviseert daarom in de toelichting te verduidelijken op welke wijze (individuele) MKB-bedrijven zijn geconsulteerd in de voorfase. Het adviseert daarbij in te gaan op de aandachtspunten uit de uitvoeringspraktijk en de wijze waarop deze zijn opgevolgd.
Tot slot constateert het college dat een gerichte indicatie van de kwalitatieve en kwantitatieve regeldrukeffecten is uitgewerkt in de toelichting. De regeldrukeffecten zijn in de praktijk afhankelijk van meerdere factoren en keuzes van het bevoegd gezag.
ATR adviseert het besluit niet in te dienen.