Wet invoering minimumuurloon
Op 7 mei 2020 is het gewijzigd wetsvoorstel invoering minimumuurloon bij de Tweede Kamer ingediend. De nieuwe wet is volgens de toelichting noodzakelijk om de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) beter te laten aansluiten bij de huidige arbeidsmarkt waar variatie in arbeidsduur en (intersectorale) mobiliteit gedurende de loopbaan gebruikelijker zijn geworden. Het doel is verder ook om de handhaafbaarheid van de Wml te verbeteren. Anders dan nu nog het geval is, voert het wetsvoorstel een wettelijk uniform minimumuurloon in. De hoogte van dit minimumuurloon is afgeleid van het huidige minimummaandloon, dat op basis van een normale arbeidsduur van 36 uur per week omgerekend is naar een uurloon. Voor alle werkenden gaat als gevolg van deze wijziging een minimumuurloon van € 10,60 gelden (cijfers januari 2020). Voor werknemers met een werkweek van 36 uur leidt de wijziging niet tot een hoger maandloon. Voor werkenden met een langere werkweek wel. Zo stijgt het maandloon voor mensen met een werkweek van 38 uur met ongeveer 5% en voor mensen met een werkweek van 40 uur met ongeveer 11%. Gemiddeld is de stijging voor de werkenden met een minimumloon 3,6%. Het wetsvoorstel heeft verschillende gevolgen voor uitkeringen en financiële tegemoetkomingen.
ATR adviseert de Voorzitter van de Tweede Kamer om de onderbouwing van de wet aan te vullen. Inzicht is nodig in alle effecten die voor bedrijven en burgers optreden, zoals ook het effect op aanvullende regelingen in CAO’s. ATR adviseert met behulp van een MKB-toets de werkbaarheid voor kleine en middelgrote bedrijven inzichtelijk te maken. Ook zou in de toelichting tot uitdrukking moeten komen dat de complexiteit toeneemt voor mensen die naast een baan een uitkering hebben. Tenslotte is een berekening van de omvang van de effecten voor de regeldruk gewenst.