Wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II in verband met plaatsing van distikstofmonoxide (lachgas)
Dit besluit geeft gevolg aan de aanbeveling om de beschikbaarheid van lachgas als recreatief roesmiddel terug te dringen en het bezit en de aankoop van lachgas voor recreatief gebruik te verbieden. Met een plaatsing op de lijst II van de Opiumwet is het voor een ieder verboden om lachgas te produceren, te verkopen, te kopen en in bezit te hebben. Om de oorspronkelijke toepassingen van lachgas buiten het verbod te houden, zijn uitzonderingen op de verboden handelingen met lachgas gemaakt. Die uitzonderingen gelden voor technische en gastronomische toepassing van lachgas (bijvoorbeeld voor het spuiten van slagroom op gebak). Ook productie, verkoop en gebruik van lachgas voor (dier)geneeskundige toepassingen blijven toegestaan, maar hiervoor moet wel een ontheffing worden aangevraagd; het voorstel bevat geen algemene uitzondering op het verbod voor gebruik in de (dier)geneeskunde. Gebruikers van dit zogenaamde medische lachgas, zoals artsen, apothekers en ziekenhuizen, zijn op grond van de Opiumwet wel van de ontheffingsplicht vrijgesteld.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) laat de staatssecretaris van VWS weten dat nut en noodzaak van de maatregelen toereikend zijn gemotiveerd. De maatregelen zijn uiteindelijk bedoeld om het recreatief gebruik van lachgas terug te dringen, omdat het gebruik gevaarlijk voor de gezondheid is. Bovendien leidt het tot overlast op straat en gevaar voor de verkeersveiligheid. Het advies aan de staatssecretaris is wel om het niet uitzonderen van het verbod van de productie en handel ten behoeve van geneeskundige toepassingen inhoudelijk te motiveren. Een verwijzing naar het systeem van de wet is niet voldoende. Verder beveelt ATR aan om in de toelichting de totaalbedragen voor de regeldruk op te nemen.