Wet CO2-heffing industrie
Het voorstel introduceert een CO2-heffing voor de industrie. De CO2-heffing belast de uitstoot van broeikasgassen zodat het voor aantrekkelijker wordt om de uitstoot van broeikasgassen binnen de industrie te reduceren. Het voorstel volgt uit het Klimaatakkoord.
De heffing wordt gelijk gesteld aan het verschil tussen het wettelijke tarief en de marktprijs voor emissierechten binnen het Europese emissiehandelssysteem (EU-ETS). Het wettelijke tarief is nog niet bepaald, maar wel duidelijk is dat dit in de loop der tijd zal stijgen. Bij de vormgeving van het voorstel is verder zoveel mogelijk aangesloten bij het ETS. De inhoudelijke en informatieverplichtingen sluiten aan bij reeds geldende verplichtingen vanuit het ETS. De doelgroep van de CO2-heffing wijkt op sommige punten echter af van die van het ETS. Zo vallen afvalverbrandingsinstallaties en substantiƫle N2O-uitstoters (lachgas) conform het Klimaatakkoord ook onder de CO2-heffing. Emissies die gerelateerd zijn aan elektriciteitsopwekking, vallen niet onder de heffing.
Het college acht ATR nut en noodzaak voldoende onderbouwd. Wel adviseert het om in de toelichting te vermelden welke mogelijke alternatieven zijn bezien en waarom deze niet zijn gekozen. Doordat het stelsel nauw aansluit bij het ETS, is de werkbaarheid van de maatregelen niet in het geding. De gevolgen voor de regeldruk zijn toereikend in kaart gebracht, maar de berekening is gedeeltelijk gebaseerd op een nog niet openbaar rapport. Het college acht het van belang voor de transparantie van de regeldrukberekening dat dit rapport alsnog openbaar wordt gemaakt. Het advies is de wet in te dienen nadat rekening is gehouden met bovenstaande adviespunten.