Voorstel van wet van het lid Renkema tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met het verplicht stellen van een vertrouwenspersoon

Dit initiatief wetsvoorstel beoogt iedere werknemer een wettelijk recht op toegang tot een vertrouwenspersoon te geven. Daarnaast beoogt dit wetsvoorstel de positie van de vertrouwenspersoon in de organisatie te versterken. Dit wetsvoorstel draagt daarmee bij aan het terugdringen van ongewenst gedrag op de werkvloer en het creëren van een veilige werkomgeving voor álle werknemers. Ruim 1,2 miljoen werknemers ervaren ongewenste omgangsvormen op het werk. Ongewenste omgangsvormen zorgen voor een onveilig gevoel, maken onzeker en kunnen leiden tot psychische problemen, met ziekteverzuim tot gevolg. Veel werknemers weten niemand op het werk die ze kunnen aanspreken over ongezond of onveilig werken. Vooral in kleine organisaties is er vaak geen vertrouwenspersoon.

Kleine organisaties zijn vaak niet in staat om een vertrouwenspersoon intern aan te wijzen. Zij mogen volgens dit voorstel ook een externe vertrouwenspersoon aanwijzen. Bijvoorbeeld bij de brancheorganisatie of een Arbodienstverlener. ATR constateert dat de onderlinge afstand van werknemers bij kleine organisaties kleiner is, en dat uit het voorstel niet duidelijk wordt of een externe vertrouwenspersoon bij kleine organisaties ook gaat werken.

ATR ziet een alternatieve, minder belastende mogelijkheid voor de verplichting tot het aanwijzen en contracteren van een externe vertrouwenspersoon. Voor kleine organisaties is het beter werkbaar als de vertrouwenspersoon ad hoc kan worden ingeschakeld. Daarvoor zou de vertrouwenspersoon als een algemene dienst, bijvoorbeeld bij het steunpunt RI&E kunnen worden ingericht. Ten slotte beveelt ATR om de gevolgen voor de regeldruk kwantitatief in beeld te brengen.