Wet Maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo2015
Gemeenten kunnen voor het aanbesteden van jeugdzorg of maatschappelijke ondersteuning geen gebruik maken van het zogeheten verlichte aanbestedingsregime. In een dergelijke procedure zou de gemeente uitsluitend een (voor)aankondiging van de opdracht op TenderNed moeten doen, moeten toetsen of de inschrijvingen voldoen aan de door de aanbestedende dienst gestelde technische specificaties, eisen en normen en na sluiting van de overeenkomst bekend moeten maken aan wie de overheidsopdracht is gegund. Het niet kunnen toepassen komt doordat de Jeugdwet en de Wmo 2015 gemeenten voorschrijven om bij de inkoop van de betreffende diensten toch het ‘emvi-criterium’ (economisch meest voordelige inschrijving) toe te passen. Gemeenten voelen zich daardoor genoodzaakt om de uitgebreide aanbestedingsprocedure met offertes toe te passen. De lasten daarvan voor zowel gemeente als aanbieder zijn disproportioneel ten opzichte het met de procedure te bereiken voordeel. Het wetsvoorstel schrapt daarom in de Jeugdwet en de Wmo 2015 de eis om het ‘emvi-criterium’ toe te passen. Hierdoor is het verlichte regime weer een optie voor gemeenten. Tenslotte regelt het wetsvoorstel dat in de aanbestedingsprocedure rekening wordt gehouden met de te leveren kwaliteit van de werkzaamheden en niet louter op de laagste prijs wordt gegund.
Nut en noodzaak van de wet zijn in de toelichting uitgebreid beschreven, maar volgens het college is het onzeker of het doel wel met het schrappen van het ‘emvi-criterium’ wordt bereikt. Waarschijnlijk is daar meer voor nodig, in ieder geval in de vorm van ondersteuning van gemeenten bij de inrichting van de aanbestedingsprocedure. Gemeenten moeten hun terughoudendheid laten varen om de verlichte procedure te gaan toepassen. Het aanpassen van de EU-aanbestedingsrichtlijn is een betere maatregel, omdat in dat geval er 100% zekerheid is over het kunnen toepassen van het verlichte regime. Een berekening van de gevolgen van de regeldruk ontbreekt. Evenmin is een ruwe schatting ervan gemaakt. Het is gewenst dat deze beschikbaar is ten tijde van de besluitvorming in de ministerraad. Daarom adviseert ATR de minister van VWS om het wetsvoorstel niet in te dienen, tenzij met de adviespunten rekening wordt gehouden.