Wijziging van de Participatiewet in verband met het verbeteren van de ondersteuning aan bijstandsgerechtigden
Op 12 december 2019 heeft ATR voor advies ontvangen het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Participatiewet in verband met het verbeteren van de ondersteuning van mensen in de bijstand en aanpassing van de uitvoering van de taal-eis’. Het wetsvoorstel past de Participatiewet op twee onderdelen aan. Het legt allereerst vast dat gemeenten in het vervolg bij de aanvraag van uitkering minimaal één gesprek met rechthebbenden voeren, de daarin gemaakte afspraken vastleggen en deze afspraken periodiek evalueren. Het wetsvoorstel legt ook de minimumfrequentie van de vervolggesprekken vast. Verder hoeven gemeenten niet meer standaard het taalniveau te toetsen bij een verlaging van de bijstand. Zij kunnen bij verordening vastleggen op welke wijze zij in het vervolg de (taal)inspanningen en voortgang ervan beoordelen.
ATR laat de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid weten dat de onderbouwing van nut en noodzaak en de werkbaarheid van de wet ernstig tekortschieten. De wet is volgens ATR duidelijk als het gaat om de in te zetten middelen (minimumaantal gesprekken en aanpassing beoordeling taal-eis). Dat geldt echter niet voor de relatie van deze maatregelen met het doel van de Participatiewet, te weten het meer mensen aan betaald werk helpen of anderszins laten participeren in de samenleving. Doel(bereik), effectiviteit en gevolgen van de maatregelen zijn in de toelichting niet helder en onvoldoende samenhangend beschreven. Omdat het doel niet helder is, is ook niet (goed) te beoordelen of er voor de beide maatregelen minder belastende alternatieven zijn. Als vastlegging van het aantal vervolggesprekken nodig is dan is vastlegging ervan in de afspraken met de rechthebbenden uit het oogpunt van werkbaarheid beter dan een uniform en wettelijk vastgelegd minimumaantal gesprekken. Het college is ook niet overtuigd van de werkbaarheid van een wettelijke vastlegging van een minimumaantal gesprekken. Dat kan soms tot teveel gesprekken leiden (omdat de wet het nu eenmaal voorschrijft). Dan krijgen de gesprekken een administratief karakter. Soms kan het tot te weinig gesprekken leiden, omdat de uitvoering zich gaat richten op het wettelijk aantal (het zogeheten referentie-effect). Een vastlegging in de afspraken (in plaats van in de wet) sluit ook beter aan bij de in 2015 gemaakte keuze voor decentralisatie van taken naar gemeenten. Tenslotte negeert de toelichting de omvang van de gevolgen voor de regeldruk. Er ontbreekt een raming van de omvang van deze gevolgen. Vanuit het oogpunt van de gevolgen voor de regeldruk adviseert ATR het wetsvoorstel niet in te dienen.