Invoeringsregeling Omgevingswet

Op 12 december 2019 heeft het Ministerie van BZK de voorgenomen Invoeringsregeling Omgevingswet aan ATR aangeboden voor toetsing. Het voorstel bevat regels voor de invoering van de Omgevingswet. De Invoeringsregeling vult de bepalingen uit de Invoeringswet en het Invoeringsbesluit nader in. De regels uit de regeling hebben betrekking op onder andere het overgangsrecht en wijzigingen in de Omgevingsregeling.

ATR constateert dat nut en noodzaak van de wijzigingen in de Invoeringsregeling zijn onderbouwd. Het college constateert dat de Invoeringsregeling kan bijdragen aan een minder belastende uitwerking van het omgevingsrecht. Ook kunnen de wijzigingen bijdragen aan de werkbaarheid en uitvoerbaarheid, bijvoorbeeld doordat geografische grenzen van locaties worden verduidelijkt. Hierdoor is beter kenbaar welke verplichtingen op welke locaties gelden voor initiatiefnemers.

De Omgevingswet heeft onder andere tot doel een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving mogelijk te maken. Volgens ATR past daarbij dat relevante gegevens uit verschillende domeinen, zoals duurzaamheid en mobiliteit, integraal betrokken kunnen worden bij de beoordeling van initiatieven. De toelichting maakt echter niet duidelijk of de privacyregelgeving deze integrale benadering belemmert en niet tot onnodige lasten voor initiatiefnemers leidt. ATR adviseert dit in de toelichting te verduidelijken. Ook adviseert het college om in de monitoring en evaluatie van de Omgevingswet aandacht te besteden aan dit onderwerp.

Belangrijk voor het realiseren van de doelen van de Omgevingswet is een goede werking van het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Mede daarom worden in 2019 en 2020 MKB-toetsen uitgevoerd bij het DSO. Het college adviseert in de toelichting bij de invoeringsregeling aandacht te besteden aan de uitkomsten van deze MKB-toetsen. De Omgevingswet heeft tevens tot doel de inzichtelijkheid, voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht te vergroten. Volgens ATR past daarbij dat initiatiefnemers via het DSO met zekerheid moeten kunnen vaststellen of een melding of vergunningaanvraag noodzakelijk is bij een voorgenomen initiatief. De vragenbomen in het DSO bieden hier echter geen zekerheid over. Om deze reden adviseert ATR bij de doorontwikkeling van het DSO na te gaan hoe de kwaliteit van de uitkomsten van deze vragenbomen kan worden verbeterd. Dit kan voor initiatiefnemers de zekerheid vergroten over het al dan niet moeten doorgeven van een melding aan het bevoegd gezag of het indienen van een vergunningaanvraag. Aanvullend adviseert het college na te gaan of de uitkomst van de vragenbomen in het DSO een juridische status kan krijgen.

Het college constateert dat de regeldrukeffecten-analyse is uitgevoerd conform de Rijksbrede methodiek. Het adviseert de Invoeringsregeling Omgevingswet vast te stellen, nadat met de adviespunten rekening is gehouden.