Wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Op 18 november 2019 heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voor toetsing voorgelegd.
Dit wetsvoorstel brengt meer flexibiliteit in het pensioenstelsel, zodat het beter aansluit bij de bestedingsbehoefte van de pensioendeelnemers. Daartoe worden drie maatregelen getroffen. Het wordt mogelijk om op de pensioenleeftijd een bedrag van 10% op te nemen uit het pensioenvermogen. Er wordt een versoepeling aangebracht in de regeling voor vervroegde uittreding. En de mogelijkheid om verlof op te sparen wordt uitgebreid van 50 naar 100 weken. ATR constateert dat het wetsvoorstel een antwoord geeft op de behoefte van pensioendeelnemers voor meer flexibiliteit in hun financiële situatie rondom de pensioendatum.
Voor de uitbetaling van 10% als bedrag ineens geldt als voorwaarde dat deze niet mag samengaan met de zgn. hoog-laag regeling. Deze regeling maakt het mogelijk om in de eerste jaren van het pensioen een hoger bedrag uit te laten keren, en in de latere jaren een lager. ATR adviseert om te onderzoeken onder welke voorwaarden de uitbetaling van het bedrag ineens toch kan samengaan met de hoog-laag regeling. Ook adviseert ATR een versoepeling van de eis om de 10% op de pensioendatum uit te laten betalen. Een verruiming tot een jaar ná de pensioendatum stelt gepensioneerden beter in staat om te beoordelen of ze van deze mogelijkheid gebruik willen maken.
De regeling vervroegde uitkering (RVU) was bedoeld om de arbeidsparticipatie van ouderen (55-65 jaar) te vergroten. Inmiddels is de AOW-leeftijd verhoogd en belemmert de RVU het eerder stoppen met werken. Daarom wordt in dit wetsvoorstel de RVU tijdelijk versoepeld. ATR ziet een minder belastende en beter passende mogelijkheid. Door de leeftijdgrens van RVU terug naar 65 jaar te brengen, knelt de RVU niet meer bij werknemers die vanaf hun 65e eerder willen stoppen met werken.