Wet overgang van onderneming in faillissement

Op 29 mei 2019 ontving ATR voor advies het Voorstel overgang van onderneming in faillissement. Dit voorstel regelt dat werknemers die ten tijde van de faillietverklaring in dienst zijn bij de gefailleerde werkgever, op het moment van een overgang van de onderneming (een doorstart) in principe onder dezelfde arbeidsvoorwaarden in dienst komen bij de nieuwe eigenaar (de verkrijger). Alleen als er bij de overgang arbeidsplaatsen verdwijnen en dit het gevolg is van bedrijfseconomische omstandigheden, mag hiervan worden afgeweken. In dat geval is het de verkrijger toegestaan om minder werknemers over te nemen. Het voorstel regelt ook dat werknemers die na de overgang niet in dienst komen bij de verkrijger, niet door een concurrentiebeding beperkt mogen worden om ergens anders aan de slag te gaan. Ook krijgen de ondernemingsraad (OR) en de personeelsvereniging het wettelijk recht om een advies uit te brengen over de totstandkoming van de overgang.

Door een uitspraak van het Europese Hof was er onzekerheid ontstaan, met het gevolg dat een doorstart na faillissement lastiger werd. Dit terwijl een doorstart vaak wel het meest wenselijk is voor de betrokken werknemers en schuldeisers. Bij een doorstart blijven immers vaak meer banen behouden en zijn er meer mogelijkheden om schulden te voldoen. ATR constateert dat het wetsvoorstel, dat de onzekerheid moet wegnemen, meer rechtszekerheid aan de betrokkenen geeft. Nut en noodzaak zijn dan ook voldoende aangetoond.

ATR constateert verder dat het voorstel zoveel mogelijk aansluit bij de regeling die nu al van toepassing is bij een overgang van een onderneming ingeval er geen sprake is van een faillissement. Ook op het punt van werkbaarheid is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij reeds bestaande en bekende regels die gelden voor een overgang van een onderneming. Tot slot stelt ATR vast dat de regeldrukkosten toereikend zijn beschreven en berekend. Het advies van ATR is om het voorstel in te dienen.