Wijziging Huisvestigingswet 2014 in verband met de aanpak van ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur van woonruimte
Op 14 maart 2019 is het voorstel tot Wijziging Huisvestingswet 2014 in verband met de aanpak van ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur van woonruimte aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd voor advies. De wijziging creëert de mogelijkheid voor gemeenten om een registratie-, meld- en/of vergunningplicht in te voeren. Daarnaast stelt het voorstel enkele maatregelen voor zodat gemeenten effectiever kunnen optreden tegen woonfraude.
De toelichting maakt inzichtelijk dat een meld- of vergunningplicht kan bijdragen aan een beter toezicht en effectievere handhaving op toeristische verhuur van woonruimte. De toelichting stelt ook dat beide instrumenten alleen mogelijk zijn op basis van een registratieplicht. Het wordt echter niet duidelijk waarom de meld- en/of vergunningplicht niet mogelijk zijn zónder die registratieplicht. Verder zullen volgens de toelichting de gegevens van de registratie “slechts een indicatie geven van toeristische verhuur, maar niet of dit daadwerkelijk het geval. Toch zou dit gemeenten mogelijkheden bieden om de verschuldigde toeristenbelasting te innen. Onduidelijk is echter of de registratieplicht daartoe volstaat, omdat de registratie zelf geen inzicht biedt in de feitelijke verhuur. ATR adviseert daarom om in de toelichting te onderbouwen waarom de registratieplicht een noodzakelijke voorwaarde is voor de meld- en vergunningplicht en hoe registraties kunnen dienen als basis voor het heffen van toeristenbelasting.
Het college constateert dat de toelichting bij het voorstel benoemt dat naast de mogelijkheid voor een registratie-, meld- en vergunningplicht, verschillende alternatieven zijn onderzocht. Het college heeft geen suggesties ten aanzien van minder belastende alternatieven. Volgens ATR besteedt het voorstel aandacht een werkbare uitvoering van de verschillende maatregelen. Door technische ontwikkelingen adviseert het college wel om een monitoring- dan wel evaluatiebepaling in de toelichting op te nemen.
Tot slot adviseert ATR om in de regeldrukparagraaf toe te lichten hoe tot de totaalbedragen van regeldruk is gekomen en eenduidigheid aan te brengen in de scenario’s die in de tabellen worden benoemd. ATR adviseert verder om in de toelichting te onderbouwen hoe een registratieverplichting bijdraagt aan vermindering van de structurele regeldruk bij burgers. Daarbij dienen de eenmalige kennisnamekosten voor burgers nog te worden toegevoegd.