Wijziging Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet negentiende tranche

Op 5 maart 2019 heeft het ministerie van BZK het voorstel tot Wijziging Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet negentiende tranche aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd voor advies. De Crisis- en herstelwet (Chw) zorgt voor een snellere uitvoering van ruimtelijke plannen en stimuleert innovatieve en duurzame projecten. Twee keer per jaar start de procedure voor de zogenoemde ‘tranches’ om nieuwe projecten en experimenten aan de Chw toe te voegen.

In deze tranche worden vijf experimenten toegevoegd. Het gaat om een experiment met een strengere Milieuprestatie Gebouwen in de gemeenten Amsterdam en Harderwijk, een experiment in Amsterdam met inzameling van bedrijfsafval, een experiment om de fijnstofoverschrijding te kunnen beperken in de gemeenten Nederweert en Someren, een proef met innovatieve stalsystemen in de provincies Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Overijssel en als laatste een experiment waarmee windturbines en bedrijvigheid beter kunnen worden gecombineerd.

Het college adviseert om bij het proefstalexperiment toe te lichten of een omgevingsvergunning het minst belastende instrument is. Indien de vergunning niet het meest lastenluwe instrument is, adviseert het college om toe te lichten waarom niet wordt gekozen voor een minder belastend instrument dan de vergunning.

ATR adviseert om bij de motivering van de afwijking van de vaste verandermomenten en de minimum- invoeringstermijn niet alleen expliciet de gevolgen voor de overheden te betrekken maar ook die voor de doelgroepen waarvoor de verplichtingen die volgen uit de experimenten van belang zijn. ATR merkt daarnaast op dat bij het experiment met bedrijfsafval nog niet volledig duidelijk is gemaakt welke gevolgen op handelingsniveau aan de orde zullen zijn voor de ondernemers in kwestie. Het college adviseert de toelichting op dit punt aan te scherpen.

Bij het proefstal experiment wordt bij het verlenen van de omgevingsvergunning beoordeeld of de innovatieve stal op die bepaalde locatie wenselijk is. Het college adviseert daarbij om expliciet te zijn over de gegevensuitvraag ten behoeve van de vergunningverlening, opdat ook bij deze uitvraag onnodige regeldruk kan worden voorkomen.

Het college adviseert om in de toelichting bij het besluit conform Rijksbrede methodiek expliciet aandacht te besteden aan de kwantitatieve regeldrukeffecten van de experimenten en daarbij gebruik te maken van scenario’s. Tot slot adviseert ATR om samen met de gemeenten die experimenten uitvoeren concrete doelstellingen en evaluatie bepalingen af te spreken, zodat experimenten gerichter kunnen worden geëvalueerd en praktijkervaringen kunnen worden benut door andere overheden met het oog op de invoering van de Omgevingswet.