Wijziging regeling vermindering verhuurderheffing 2014
Op 11 oktober 2018 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) het voorstel tot wijziging van de Regeling vermindering verhuurderheffing 2014 aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd voor advies.
Bij het Belastingplan 2019 is een wetswijziging opgenomen van de Wet maatregelen woningmarkt 2014. Het betreft de invoering van een heffingsvermindering voor verduurzaming van huurwoningen. Verhuurders kunnen zodoende in aanmerking komen voor vermindering van verhuurdersheffing indien woningen worden verduurzaamd met een verbetering van minimaal 3 Energie-index-stappen. Een eerdere wijziging van het Besluit vermindering verhuurderheffing 2014 geeft nader invulling aan deze energetische verbetering van de huurwoning waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de heffingsvermindering. De regeling bepaalt hoe een aanvraag voor een heffingsvermindering voor verduurzaming moet worden ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
ATR constateert dat nut en noodzaak van de voorgenomen wijzigingen in de Regeling vermindering verhuurdersheffing 2014 zijn onderbouwd. Op twee onderdelen adviseert het college de toelichting bij de regeling te wijzigen. Het college adviseert te kiezen voor statische verwijzing naar Beoordelingsrichtlijn 9500 in plaats van dynamisch verwijzing. De statische verwijzing komt in de regeling de kenbaarheid en werkbaarheid van de regelgeving en inhoudelijke verplichtingen ten goede. Tevens adviseert ATR in de toelichting expliciet duidelijk te maken dat gegevens die eerder door de overheid zijn ontvangen of verstrekt, opnieuw worden gebruikt. Zo kan in een aantal situaties de voorlopige investeringsverklaring door RVO opnieuw worden benut bij de beoordeling van de melding na de verduurzamingsinvesteringen en hoeft deze niet opnieuw te worden uitgevraagd bij de verhuurder. Dit voorkomt onnodige regeldruk en past bij het uitgangspunt dat de overheid alleen die gegevens bij burgers en bedrijven opvraagt die nog niet bij de overheid bekend zijn en waarover de overheid niet zelf de beschikking kan krijgen.
Tot slot constateert ATR dat de regeldrukgevolgen van de voorgenomen wijzigingen al bij het wetsvoorstel correct in beeld zijn gebracht.