Derde versie Verkeersverdelingsregeling Schiphol-Lelystad Airport
Op 18 januari 2019 is de derde versie van de Verkeersverdelingsregel (VVR) Schiphol-Lelystad Airport voor toetsing aan ATR voorgelegd. Doel van het voorstel is om binnen de grens van 500.000 vluchten op Schiphol ruimte te creëren voor meer transfervluchten door ‘punt-tot-punt-vluchten’ te verplaatsen naar Lelystad Airport. De vrijgekomen capaciteit op Schiphol mag alleen worden opgevuld met transfervluchten. De verplaatsing van vluchten van Schiphol naar Lelystad Airport vindt plaats op vrijwillige basis.
Op 6 december 2017 heeft ATR een formeel advies uitgebracht over de eerste variant van de VVR. Deze eerste variant ging uit van verplichte overplaatsing van vluchten van Schiphol naar Lelystad-Airport. Op 4 juli 2018 heeft ATR een aanvullende zienswijze uitgebracht op de tweede versie van de VVR. De tweede variant van de VVR ging uit van vrijwillige overplaatsing van vluchten.
De nu voorliggende derde variant van de VVR gaat uit van een slotregulering op de luchthaven Lelystad en geeft prioriteit aan (nieuwe) toetreders komend van Schiphol. Deze ruimte is ook in lijn met de Europese slotverordening. Er geldt dat luchtvaartmaatschappijen die hun slot op Schiphol opgeven, voorrang krijgen bij slottoekenning op Lelystad Airport op nieuwe toetreders.
Het college constateert dat enkele van de eerder aangedragen adviespunten bij de VVR en in de toelichting bij het voorstel zijn opgevolgd. Zo maakt de toelichting duidelijk welk ingroeipad is voorzien op Lelystad Airport en is er aandacht voor de evaluatie over de werking van de VVR die na 3 jaar wordt uitgevoerd. Een aantal adviespunten van ATR bij de tweede versie van de VVR blijven ook bij de derde versie van toepassing. Zo geldt volgens ATR dat een duidelijke(re) toelichting van belang is over het stimuleringsbeleid dat maatschappijen ertoe moet bewegen om vluchten te verplaatsen naar Lelystad Airport.
Het voorstel gaat uit van vluchten van en naar Lelystad Airport vanaf 2020. Om dit mogelijk te maken is politiek-bestuurlijke besluitvorming nodig en een zorgvuldig voorbereidingsproces, gezien de maatschappelijke onrust rondom het dossier. Het college heeft twijfels bij de werkbaarheid en uitvoerbaarheid van deze ambitieuze planning en vraagt hier aandacht voor. Verder geeft ATR in overweging om in de toelichting expliciet duidelijk te maken wat de gevolgen zijn voor burgers en bedrijven op handelingenniveau. Tot slot merkt het college op dat de internetconsultatieperiode drie weken betreft. Dit wijkt af van het uitgangspunt van vier weken. De toelichting geeft geen motivering voor de kortere consultatietermijn. Het college adviseert te kiezen voor een consultatietermijn van vier weken en indien hiervan wordt afgeweken, dit inhoudelijk te motiveren in de toelichting.