Voorontwerp bedenktijd voor beursvennootschappen

Op 10 december 2018 is aan ATR voor advies aangeboden het voorontwerp tot wijziging van Boek 2 BW waarin een mogelijkheid wordt gecreëerd voor het bestuur van een naamloze vennootschap om een bedenktijd in te roepen. Nederlandse beursvennootschappen kenmerken zich door het zogenaamde Rijnlandse model, waarin langetermijnwaardecreatie centraal staat en belangen van betrokkenen (stakeholders) bij de onderneming worden meegewogen. Bij bemoeienis van bepaalde, op korte termijn gerichte aandeelhouders met het beleid van een onderneming kan een zorgvuldige afweging van de effecten op de onderneming en op de stakeholders, onder druk komen te staan. De bedoeling van het wetsvoorstel is om het bestuur van een beursvennootschap tijd en rust te gunnen om de belangen van de onderneming en van haar stakeholders te inventariseren en te wegen.

Het bestuur krijgt de mogelijkheid om een bedenktijd in te roepen bij een dreigend ontslag als gevolg van het niet ingaan op ideeën van aandeelhouders met betrekking tot de strategie of bij een dreigende overname. De raad van commissarissen (RvC) moet met het inroepen van de bedenktijd instemmen. Het inroepen van de bedenktijd heeft tot gevolg dat de bevoegdheid van de algemene vergadering tot schorsing of ontslag van een bestuurder of commissaris gedurende maximaal 250 dagen is opgeschort. Het wetsvoorstel vloeit voort uit het regeerakkoord.
ATR heeft twijfels bij de vraag of het wettelijk regelen van een bedenktijd nodig is. Volgens de toelichting bij het wetsvoorstel zijn er naar schatting per jaar ongeveer vijf gevallen waarin aandeelhouders een verzoek tot schorsing of ontslag van bestuurders of commissarissen doen, of waarin een vijandig bod wordt uitgebracht. Niet in al deze gevallen zal er behoefte zijn om de bedenktijd in te roepen. Het voorstel ziet daarmee op een zeer beperkt aantal vennootschappen. Daarnaast hebben vennootschappen volgens de toelichting nu al verschillende instrumenten tot hun beschikking om zich tegen vijandige overnamebiedingen en ongewenste invloed van aandeelhouders te weren. Het voorstel toont volgens ATR niet aan dat de bestaande instrumenten niet werken, en wat de toegevoegde waarde van de bedenktijd is ten opzichte van die bestaande beschermingsmaatregelen. De afgelopen jaren hebben immers laten zien dat bedrijven in staat zijn om met de huidige maatregelen de druk van actieve aandeelhouders succesvol te weerstaan. Daarmee is niet duidelijk wat er mis gaat als de bedenktijd niet wordt ingevoerd. ATR adviseert daarom de meerwaarde van de wettelijke bedenktijd aan te tonen. Daarnaast adviseert ATR ook een weging van de in de toelichting beschreven risico’s (zoals een risico op marktmisbruik) en van andere mogelijke varianten in de toelichting van het voorstel op te nemen. ATR stelt vast dat de gevolgen voor de regeldruk, afgezien van een rekenfout, in het voorstel goed in beeld zijn gebracht. Volgens ATR ligt het tot slot voor de hand, gezien de verwachting dat het inroepen van de bedenktijd zich slechts in een zeer beperkt aantal situaties zal gaan voordoen, om in het wetsvoorstel een evaluatiebepaling op te nemen.