Ontwerp besluit Kansspelen op afstand
Op 11 september 2018 is aan ATR voor advies aangeboden het ontwerp besluit Kansspelen op afstand. Het ontwerp besluit geeft uitvoering aan de bepalingen uit het wetsvoorstel Kansspelen op afstand (de Wet Koa). Met de Wet is het voor aanbieders van kansspelen op afstand onder strikte voorwaarden mogelijk om een Nederlandse vergunning aan te vragen om online kansspelen aan te bieden. Het wetsvoorstel en het besluit Koa, bevatten veel eisen waaraan (potentiële) kansspelaanbieders moeten voldoen.
Het doel van de regeling is vooral de bestaande en toekomstige vraag naar kansspelen op afstand te kanaliseren naar het vergunde aanbod dat verantwoord, betrouwbaar en controleerbaar is. Succesvolle kanalisatie biedt naar verwachting betere waarborgen voor een veilige speelomgeving voor spelers. Hun speelgedrag wordt actief gemonitord en er wordt voorzien in interventiemethoden in geval van probleemgedrag bij spelers.
De Wet Koa en het besluit moeten voorzien in een evenwichtig stelsel voor kansspelen op afstand dat spelers enerzijds voldoende bescherming biedt, maar anderzijds voldoende aantrekkelijk is om te bevorderen dat spelers deelnemen aan kansspelen op afstand die worden aangeboden door vergunninghouders. In het besluit wordt het vergunningenstelsel nader uitgewerkt en worden regels gesteld die betrekking hebben op het voorkomen van kansspelverslaving, de bescherming van de consument en de bestrijding van criminaliteit.
ATR constateert dat het wetsvoorstel en het daarop gebaseerde besluit probeert twee doelen met elkaar te verenigen. Het voorstel bevat echter zodanige verplichtingen, dat het risico groot is dat aanbieders in de praktijk deze zullen proberen te ontwijken en hun diensten online via landen met een minder strak regime alsnog met een lagere drempel aanbieden. Het voorstel maakt onvoldoende duidelijk hoe, zonder de mogelijkheid tot het blokkeren van ongewenste aanbieders, dergelijk ontwijkend gedrag kan worden voorkomen. De keuze voor het legaal maken van online kansspelen betekent in ieder geval dat er een juiste maatvoering nodig is bij het opstellen van voorschriften. Dat is niet alleen nodig om de beide doelen te dienen, maar ook om voor aanbieders en klanten onnodig belastende regelgeving te voorkomen. Vanuit dit perspectief heeft het college naar de regeldrukgevolgen van het voorgelegde besluit gekeken.
ATR stelt vast dat nut en noodzaak van het besluit toereikend zijn beschreven. Wel adviseert ATR om een aanvulling in de toelichting op te nemen waarin mogelijk minder belastende alternatieven voor de gestelde eisen worden beschreven, en waarbij de alternatieven onderling tegen elkaar worden afgewogen. Omdat de criteria waaraan voldaan moet worden niet steeds helder zijn beschreven, adviseert ATR verder dat de toelichting een nadere duiding en afbakening moet geven van de criteria waaraan moet worden voldaan. Verder constateert ATR dat de regeldrukparagraaf weliswaar is opgenomen, maar deze nog nader onderbouwd en aangevuld moet worden. De in het onderliggende Sira-rapport opgenomen berekening van de regeldruk is wel toereikend.
ATR adviseert om het besluit pas in te dienen, als met de adviespunten rekening is gehouden.