Minder regeldruk door ontwikkelingen in de klus- & deeleconomie

Bij de bespreking in de Tweede Kamer van rapport van het Rathenau-instituut “Eerlijk delen” opperde de Tweede Kamer dat de regels die de wetgever heeft bedacht voor de oude economie, soms niet meer nodig zijn door de komst van nieuwe verdienmodellen in de klus- en deeleconomie. Het vermoeden van de Kamer was dat voor de klus- & deeleconomie minder regels gelden. De vraag aan ATR was dan ook welke regels geschrapt zouden kunnen worden, zolang het publieke belang van die regels geborgd blijft.

ATR heeft voor de beantwoording van die vraag onderzoek laten doen. Het college is tot vijf bevindingen gekomen. Drie daarvan gaan over de verschillen die zijn aangetroffen tussen regels, twee zijn observaties over ongelijkheid die niet door verschillende regeltoepassing wordt veroorzaakt. Die ongelijkheid vraagt om een nadere politieke kaderstelling.

De gevonden verschillen in regeldruk ontstaan door:

  1. verschillen tussen verdienmodellen;
  2. verschillen tussen verplichtingen in onderling goed vergelijkbare situaties;
  3. verschillen tussen de aangrijpingspunten van de verplichting.

Het college ziet nog twee andere oorzaken voor ongelijkheid tussen de verdienmodellen in de “traditionele economie” ten opzichte van de klus- en deeleconomie: verplichtingen voor werkgevers en verplichtingen voor de toestemming voor het verwerken van persoonsgegevens. Deze verplichtingen veroorzaken een ongelijk speelveld dat niet kan worden weggenomen door het schrappen van regels, maar behoeft een bredere politieke kaderstelling.

1. Verschillen tussen verdienmodellen

Het eerste verschil wordt veroorzaakt doordat de nieuwe verdienmodellen wezenlijk anders werken dan de traditionele economie. Via platformen in de klus- en deeleconomie kunnen burgers, meer dan voorheen, diensten en producten aanbieden. Deze platformen concurreren met professionele aanbieders van de traditionele economie. Doordat platformen anders werken, en onderling niet goed vergelijkbaar zijn, is niet dezelfde regelgeving van toepassing.

Het college doet de aanbeveling om te onderzoeken hoe de regeldruk kan verminderen door innovatieve toezichtarrangementen, waarin de kwaliteitsborging plaatsvindt door het delen van informatie tussen aanbieders, tussenpartijen, afnemers en toezichthouders.

2. Verschillen tussen verplichtingen

Het tweede verschil is gevonden bij verplichtingen die wel voor traditionele economie wel, maar niet of minder voor de klus- en deeleconomie gelden. Het onderzoek heeft 7 van zulke verschillen aan het licht gebracht:

  1. De exploitatievergunning voor autoverhuurbedrijven.
  2. De meldingsplicht voor ondernemers die voedsel bereiden.
  3. De exploitatievergunning voor de natte Horeca.
  4. Sluitingstijden.
  5. Risico-inventarisatie en evaluatie.
  6. Inschrijven in het Handelsregister.
  7. CBS-enquêtes.

Het college doet aanbevelingen om de regeldruk te verminderen en deze verschillen weg te nemen.

3. Verschillen door de keuze van het aangrijpingspunt

Het derde verschil is gevonden bij verplichtingen die gelden voor een locatie of object. Die zijn vaak wel van toepassing op de traditionele economie, maar minder in de klus- en deeleconomie. Bij verplichtingen voor producten, diensten of activiteiten, maakt het niet uit welk verdienmodel wordt gehanteerd.

Het college doet de aanbeveling om de regels in beeld te brengen die hierdoor verschillend uitwerken, en die kunnen worden omgevormd naar regels die minder gevoelig zijn voor het verdienmodel.

4. Verplichtingen voor de werkgever

Een eerste ongelijkheid neemt het college waar bij verplichtingen voor werkgevers. Zulke verplichtingen dienen o.a. een robuust fiscaal bestel, sociale zekerheid, pensioenvoorziening, en bescherming van werknemers. De nieuwe verdienmodellen passen minder in de traditionele economische typologieën. De platformen hebben vaak geen werkgeversrol omdat ze de aanbieders niet in dienst hebben.

Het college merkt op dat dit complexe vraagstuk buiten de scope van het verzoek van de Tweede Kamer valt. Het college is van mening dat beantwoording van dit vraagstuk een veel bredere insteek behoeft dan alleen een analyse vanuit regeldrukperspectief. Er moet een heroriëntatie plaatsvinden op de inrichting en vormgeving van institutionele arrangementen met betrekking tot de fiscaliteit, de sociale zekerheid, de pensioenvoorziening en de bescherming van werknemers.

5. Toestemming voor persoonsgegevens

De Algemene Verordening Gegevens-bescherming (AVG) stelt meer eisen dan voorheen aan de toestemming die nodig is voor het gebruiken van persoonsgegevens. De eigenaar moet goed geïnformeerd worden over de consequenties, de toestemming vrijwillig moet worden gegeven en de gebruiker van persoonsgegevens moet schriftelijk kunnen bewijzen dat hij toestemming heeft gekregen.

Het college constateert dat deze eis, met deze voorwaarden, belastend is voor burgers en bedrijven in de traditionele economie, terwijl de klus- en deeleconomie daar minder hinder van ondervindt. Dit verschil wordt niet veroorzaakt door de regelgeving, immers, voor beide verdienmodellen gelden dezelfde verplichtingen, maar door verschil in frequentie. In de klus- en deeleconomie hoeft slechts met éénmaal toestemming te worden gevraagd. Die toestemming wordt gemakkelijker gegeven dan in de traditionele economie. Dit veroorzaakt regeldruk voor burgers en bedrijven in de traditionele economie die niet wordt ondervonden in de klus- en deeleconomie. Dat leidt tot een ongelijk speelveld omdat de klus- en deeleconomie deze gegevens kan gebruiken voor het realiseren van transacties. Deze ongelijkheid verdient nader onderzoek.