Wetsvoorstel verduidelijking burgerschapsopdracht in het funderend onderwijs
Het wetsvoorstel ‘Verduidelijking burgerschapsopdracht in het funderend onderwijs’ moet meer helderheid bieden over de doelstelling en uitgangspunten van het burgerschapsonderwijs. Aan de hand van onderzoek van o.a. de Onderwijsraad en de Inspectie van het Onderwijs is beargumenteerd waarom verduidelijking van de huidige algemene opdracht voor het burgerschapsonderwijs noodzakelijk is om het burgerschapsonderwijs beter uitvoerbaar te maken en te verbeteren. De inspectie concludeert, kort samengevat, dat scholen te weinig richting meekrijgen, scholen onvoldoende zicht hebben op de effectiviteit van hun onderwijs en de burgerschapsopdracht te weinig verplichtend is waardoor de inspectie onvoldoende handvatten heeft voor handhaving. Ook vanuit de onderwijspraktijk is er behoefte aan meer houvast. Door het burgerschapsonderwijs op termijn te integreren in het (herziene) curriculum van het funderend onderwijs wordt het voor scholen mogelijk het burgerschapsonderwijs doelgericht en samenhangend vorm te geven.
In het verleden is echter gebleken dat de implementatie van het burgerschapsonderwijs voor scholen geen makkelijke opgave is. De uitvoeringslasten voor de scholen zijn daarbij veelal onderschat. De werkbaarheid van deze wetswijziging is uiteindelijk sterk afhankelijk van het welslagen om de regelgeving aangaande het burgerschapsonderwijs in samenhang te ontwikkelen en in goede samenwerking te implementeren in het onderwijs. In de toelichting bij het wetsvoorstel is opgenomen dat aan de scholen voldoende voorbereidingstijd zal worden gegeven voor de vorming van intern beleid en de benodigde aanpassingen. De datum van inwerkingtreding van de wet is daarom nog niet vastgelegd. De ontwikkelfase van de curriculumherziening wordt naar verwachting in 2019 afgerond. Op basis van de bevindingen van de Coördinatiegroep curriculum.nu is het voorstelbaar dat er meer tijd nodig zal zijn om tot een nieuw, integraal curriculum te komen, inclusief het leergebied burgerschap. ATR adviseert de wet pas dan in werking te laten treden als, naar het oordeel van de scholen, de voorbereidingstijd voldoende is geweest. ATR adviseert ook om op handelings- en uitvoeringsniveau inzichtelijk te maken wat de verplichtingen en inspanningen voor de scholen behelzen. De gevolgen voor de regeldruk moeten vervolgens kwalitatief én kwantitatief worden verwerkt in de toelichting bij het wetsvoorstel.