Wetsvoorstel Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)
Begin 2017 is het voorstel tot de Wet Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) opengesteld voor internetconsultatie. Het wetsvoorstel GDI regelt de bevoegdheid van de overheid om het gebruik van bepaalde standaarden op te leggen en de manier waarop burgers en bedrijven digitale toegang tot publieke dienstverlening krijgen.
Mede naar aanleiding van de consultatiereacties heeft BZK het wetsvoorstel voor de wet GDI aangepast. Alle organisaties die tijdens de internetconsultatie hebben gereageerd op het concept wetsvoorstel, zijn door het ministerie van BZK in de gelegenheid gesteld te reageren op het aangescherpte wetsvoorstel. Ook ATR is verzocht om een reactie.
Het college constateert dat nut en noodzaak van het wetsvoorstel voldoende duidelijk zijn gemaakt. Tevens concludeert ATR dat de analyse van eventueel minder belastende alternatieven kan worden aangevuld. Mogelijk is het voor bedrijven minder belastend als er maar één (publiek) middel is om in te loggen bij de overheid, in plaats van de huidige variëteit aan middelen, betrouwbaarheidsniveaus en abonnementsvormen. De regeldruk van dit alternatief is niet beeld gebracht, zodat de regeldruk van dit alternatief niet kan worden afgewogen tegen de regeldruk van verschillende naast elkaar bestaande private oplossingen. ATR adviseert om de regeldruk van het alternatief alsnog in beeld te brengen en vervolgens de genoemde afweging te maken.
Naar verwachting zal eHerkenning als bedrijfs-en organisatiemiddel worden erkend. De huidige invulling van eHerkenning leidt echter tot onnodige regeldruk als gevolg van onnodige complexiteit in het stelsel van betrouwbaarheidsniveaus, aanbieders en abonnementen. Daarom adviseert het college de uitwerking van eHerkenning lastenluwer in te richten. Dit is onder andere mogelijk door het aantal betrouwbaarheidsniveaus terug te brengen tot drie. Dit is ook in lijn met de eIDAS-verordening. Daarnaast kan regeldruk worden voorkomen door abonnementen en betrouwbaarheidsniveaus te standaardiseren.
Tot slot concludeert het college dat de regeldrukeffecten van het voorstel in deze fase met behulp van scenario’s adequaat in beeld zijn gebracht. Een scherpere weergave van de regeldrukgevolgen wordt mogelijk bij de nadere uitwerking van het wetsvoorstel in de lagere regelgeving.