Wetsvoorstel minimaliseren gaswinning uit het Groningenveld

De forse aardbeving bij Zeerijp van januari 2018 is de aanleiding om terug te gaan naar een lager niveau van gaswinning in Groningen. Het advies van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is om de totale productie uit het Groningen-gasveld zo snel mogelijk te beperken tot maximaal 12 miljard Nm3 per jaar. Het kabinet wil dit bewerkstelligen met een andere manier van sturing van de gaswinning in het Groningenveld. Die andere manier moet zorgen voor leveringszekerheid voor afnemers van gas én moet er voor zorgen dat er niet meer gas wordt gewonnen dan strikt noodzakelijk is, gelet de veiligheid van de mensen die bij of op het Groningen-veld wonen.

De wijziging van de Gaswet regelt dat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet (GTS) jaarlijks een plan voorlegt aan de minister met daarin een raming van de benodigde hoeveelheid laagcalorisch gas. Daarbij moeten “alle beschikbare middelen en methoden worden betrokken” om de gaswinning in het Groningenveld te “minimaliseren”. De wijziging van de Mijnbouwwet legt de vergunninghouder (NAM) de verplichting op om jaarlijks een operationele strategie op te stellen, en alleen die hoeveelheid gas te winnen uit het Groningenveld die noodzakelijk is voor de leveringszekerheid. Een nog nader te bepalen instelling gaat de minister adviseren over de hoeveelheid te winnen gas en de risico’s van de winning voor omwonenden, gebouwen of infrastructurele werken. Een advies over de ondergrondse risico’s wordt door de minister gevraagd aan de Inspecteur-generaal van de mijnen (SodM).

Om een goed oordeel te kunnen geven over de werkbaarheid van de maatregelen is het noodzakelijk te weten wat de verschillen zullen zijn tussen de oude en de nieuwe situatie. Hierbij gaat het in het bijzonder om de gevolgen voor de uitvoeringspraktijk van GTS en de vergunninghouder (NAM). ATR adviseert om de gevolgen voor de regeldruk voor de netbeheerder en de vergunninghouder kwalitatief en kwantitatief volledig in beeld te brengen en te berekenen. Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen de eenmalige en structurele regeldruk.